e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke kat mies: Veldeke  mies (Nunhem) Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)] III-2-1
vrouwelijke kip hoen: hōn (Nunhem) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkleren vrouwluikleren: vrouwlie-kleijer (Nunhem), vrouwluischorten: vrouwlie-sjorte (Nunhem) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] III-1-3
vrouwenonderhemd? vrouwluihemd: vrouwliehaemdj (Nunhem) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
vruchtbare grond gelpe: gɛlpǝ (Nunhem) Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt be√Ønvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30] I-8
vruchtvlies helm: helm (Nunhem) Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)] III-2-2
vuil waterx smerig water: smaerig water (Nunhem) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuist vuist: voest (Nunhem) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vuurhaak stang: štaŋ (Nunhem) Lang ijzer met aan het uiteinde een dwars geplaatste plaat waarmee de sintels uit de oven werden getrokken. [N 98, 121; monogr.] II-8
waaienx waaien: wej-je (Nunhem) waaien [N 22 (1963)] III-4-4