e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

Gevonden: 4881
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschuitdeeg deeg: deeg (Houthalen) [N 29, 58] II-1
beschuitpap beschuitenpap: bəsxøͅtəpáp (Houthalen) Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3
besjes aan de aardappelplant bellen: bø̜l (Houthalen), bollen: bǫlǝ (Houthalen) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
beslag beslag: ps. omgespeld volgens Frings!  bəslāx (Houthalen) het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)] III-3-1
besteken gelukwensen: iemand gelukwinschen (Houthalen), mei geven: imənt nə mē giɛ̄əvə (bə zɛ̄nə pətrun) (Houthalen, ... ), schenken: sxeŋkən (Houthalen), vereren: imənt vərirən (Houthalen, ... ), vieren: iemand vieren (Houthalen, ... ) Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || schenken [ZND A1 (1940sq)] III-3-1, III-3-2
besteken: gelukwensen gelukwensen: iemand gelukwinschen (Houthalen) Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] III-3-2
besvrucht, algemeen beer: beer (Houthalen) Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
beteuterd de kluts kwijt: hij waar de kluts kwijt (Houthalen), ook materiaal znd 32, 67  hij waar de kluts kwijt (Houthalen), tegen zijn kop gelopen: hûji waor tige zene kop geloepe (Houthalen), ook materiaal znd 32, 67  hij waor tege zene kop gelōēpe (Houthalen) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
beton beton: bǝtǫn (Houthalen) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9
betonhouw mortelhaak: mǫrtǝlhǭk (Houthalen) Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.] II-9