e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

Gevonden: 2814
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenvlaai boerenvla: Syst. Frings  burəvlōͅ (Halen) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalver: zwaləvər (Halen), zwäeləvər (Halen) zwaluw [ZND 08 (1925)] || zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boezeroen kiel: kil (Halen) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bok van het rijtuig zitplek: zetplęk (Halen) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhoed (Halen), bolhut (Halen) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen boterkommetje: botərkyməkə (Halen), kasserol (<fr.): kastrol (Halen), kasərol (Halen) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen bolle wangen: boͅl waŋə (Halen) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bont als apart kledingstuk pels: peͅls (Halen), pelsje: peͅlskə (Halen) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan grauw houwen: graoət (Halen), zo blauw als een schaler houwen: zu blaoət as ən sXaḷər gəslāgə (Halen) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek gestrikte sjaal bet franjels: gəstrekdə šal bo frengəls (Halen), neusdoek: nø̄əsduk (Halen) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3