e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197a plaats=Terlinden

Overzicht

Gevonden: 2962
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeisring bus: bø̜s (Terlinden), ring: reŋk (Terlinden) Het los metalen onderdeel van de zeis, dat steel en blad te zamen houdt. Bij de ouderwetse zeis was dit onderdeel een metalen band of ring die om de zeissteel en de daartegenaan liggende arend van het blad sloot en die door middel van een spie tussen ring en arend of tussen ring en steel werd vastgeslagen. De ring was niet persé rond, maar vaak aangepast aan de vorm van het uiteinde van de steel en van de arend, en kon zodoende een vierkante of afgeplatte omtrek hebben. Bij de moderne zeisen vindt men wel een ring in de vorm van een manchet die met imbusschroeven wordt vastgezet; benamingen als slot en manchet wijzen wellicht op deze vorm van de zeisring. Zie afbeelding 4, nummer A3 en B3. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel zeis zie het lemma ''zeis''.' [N 18, 67d; JG 1a, 1b, 2c; A 14,2; L 45, 2; add. uit L 26, 18; monogr.] I-3
zeswekenmis zeswekendienst: zeswêekedeens (Terlinden) Een mis die zes weken na iemands overlijden wordt opgedragen. [N 96B (1989)] III-3-3
zeug met biggen kriem: krēm (Terlinden), zou: zǭu̯ (Terlinden) Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.] I-12
zeven met de handzeef zeven: zē̜vǝ (Terlinden) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zich aanstellen zich belachelijk maken: belechelijk make (Terlinden) zich aanstellen [N 102 (1998)] III-3-1
zich bedenken zich bedenken: zich bedeenke (Terlinden) van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)] III-1-4
zich gedragen zich goed gedragen: zich good gedrage (Terlinden) zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon hoog in de kop hebben: hòèg in der kop höbb (Terlinden), hòèg in der kop höbbe (Terlinden), zich een menen: zich eng mienge (Terlinden) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)] || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)] III-1-4
zich kwaad maken opregen (<du.): oprege (Terlinden) zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)] III-1-4
zich over de rug wentelen (zich) ombruien: ømbrȳi̯ǝ (Terlinden), (zich) trullen: trølǝ (Terlinden) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9