22699 |
zondag voor aswoensdag |
vastenavondszondag:
vastenaovendszoondeg (Q197a Terlinden)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
23534 |
zondagmissaal |
zondagsmissaal:
zondesmissaal (Q197a Terlinden)
|
Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23339 |
zonde |
zonde:
zung (Q197a Terlinden)
|
Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18890 |
zonder opzet |
niet expres:
neet expres (Q197a Terlinden)
|
zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19233 |
zorgen voor |
opletten:
oplette (Q197a Terlinden)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20286 |
zuigfles |
fles:
fles (Q197a Terlinden)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20336 |
zuster |
begijn:
begieng (Q197a Terlinden),
zuster:
zuster (Q197a Terlinden)
|
Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17883 |
zwaaien |
wenken:
weenke (Q197a Terlinden)
|
Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23561 |
zwaaien met het wierookvat |
slaan:
slaon (Q197a Terlinden)
|
(met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18160 |
zwachtel |
windel:
windel (Q197a Terlinden)
|
Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)]
III-1-2
|