e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwermen zwermen: zwɛrmǝ (Neer) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwermlustig zwermlustig: zwermlustig (Neer) Zwermlustig, gezegd van een volk dat graag en veel zwermt. [N 63, 39b] II-6
zwermrijp zwermrijp: zwermrijp (Neer) Zwermrijp, gezegd van een volk dat op het punt staat om te gaan zwermen. [N 63, 39a; N 63, 38b] II-6
zwermtraag zwermtraag: zwermtraag (Neer) Zwermtraag, gezegd van een volk dat niet of nauwelijks wil zwermen. Een dergelijk volk zet slechts enkele of geen moercellen aan. [N 63, 39c] II-6
zweten zweten: zweite (Neer) zweten [N 10a (1961)] III-1-2
zwezerik zwezerik: Syst. WBD  zweezerik (Neer) Zwezerik (sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
zwijmelen schravelen: šrāvǝlǝ (Neer) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwikboor guts: gøts (Neer), lepelboor: lē̜pǝlbǭr (Neer), zwikboor: zwek˱bōr (Neer) Klein, gutsvormig handboortje dat dient om het zwikgat te boren. Zie ook afb. 230. [A 32, 2] II-12
zwoegen ploeteren: ploetere (Neer), werkschaften: werksjafte (Neer), wroeten: vreute (Neer), zich uitsloven: oetsjloove (Neer), zich weren: (ê).  zich waere (Neer) hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] III-1-4
zwoord zwaard: Syst. WBD  zwaars (Neer, ... ) De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] III-2-3