e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnendeur tussen woonhuis en stal staldeur: [stal]dīǝr (Genk) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenspeler binnenspeler: binnenspeler (Genk), inside (eng.): inside (Genk) Hoe noemt U in uw dialect de speler van een voetbalteam, die links of rechts van de midvoor acteert in een aanvalslijn bestaande uit vijf spelers? III-3-2
binnenstebuiten averechts: averechts (Genk), binnenstebuiten: binneste baute (Genk) Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)] III-1-3
binnenvoering bougran: bugõ̜ (Genk), stijfdoek: stijfdoek (Genk) Voeringstof die steun en vormvastheid geeft aan bepaalde plaatsen en onderdelen van een kledingstuk. Er zijn verschillende soorten binnenvoering. Zo is stoom een gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon (Meima I, pag. 209). Dit dient voor tussenvoering in vesten en de onderkant van mouwen. [N 59, 36; N 59, 39; N 59, 133] II-7
binnenzak binnenmaal: ss. sub. moal.  bènnemoal (Genk) binnenzak III-1-3
bioscoop cinema: cinema (Genk) het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema] [N 112 (2006)] III-3-2
bit gebit: gǝbīǝ.t (Genk) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bits <omschr.> dan gaat het hem goed: moeilijk leesbaar.  dé gét `t hum goed (Genk), happetig: Van Dale: happig, 4. (gew.) bits, spijtig.  he es nogal hepətich (Genk, ... ), kort van stof: nogal kort van stof (Genk, ... ), kribbelachtig: WNT: kribbelen, 2. ruzie maken, krakeelen. Verouderd.  hɛ ɛs nogəl krɛbəlɛchtəch (Genk, ... ), ruw: hij is ruw (Genk, ... ), stout: hè`s nogal stoo(e)t (Genk, ... ) Hoe zegt ge &lt;&lt; hij is nogal bits, scherp, prikachtig&gt;&gt; in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)] III-1-4, III-3-1
blaar blaar: blo.r (Genk, ... ), blo.ər (Genk), blōr (Genk) een blaar (wanneer men zich heeft verbrandt) [ZND 32 (1939)] || een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] || een brandblaar [ZND 45 (1946)] III-1-2
blaasleiding blaasbuis: blaasbuis (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Emma, Maurits]) De leiding waarmee het opvulmateriaal door middel van samengeperste lucht in de ontkoolde ruimte wordt geblazen. Aan het einde van de leiding bevindt zich de vulschop. [N 95, 559; monogr.] II-5