24260 |
uil |
uil:
øl (P196p Veulen)
|
uil [ZND A2 (1940sq)]
III-4-1
|
17854 |
uitglijden |
uitschrankelen:
owətsgraəngələ (P196p Veulen)
|
uitglijden (b.v. over een aardappelschil) [ZND B2 (1940sq)]
III-1-2
|
17700 |
urineren |
zeiken:
zēkə (P196p Veulen)
|
zeiken [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
28963 |
vademen |
indoen:
ęjnduwn (P196p Veulen)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
fū:tələ (P196p Veulen)
|
Bedriegen bij het spel (vals spelen). [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
21254 |
varen |
varen:
op zeͅj voͅərə (P196p Veulen, ...
P196p Veulen)
|
op zee varen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krep (P196p Veulen)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastenavond:
puntje onder de o
veͅjstənowəvət (P196p Veulen)
|
Vastenavond (uitspraak). [ZND B2 (1940sq)]
III-3-2
|
21284 |
vechten |
vechten:
vøXtə (P196p Veulen)
|
vechten [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
34244 |
vel op gekookte melk |
lijs:
lęi̯s (P196p Veulen)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|