e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

Gevonden: 1746

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
akkersleep, weidesleep sleep: %%het is niet duidelijk of de beide volgende varianten, opgegeven voor plaatsen die tot het ontrondingsgebied behoren, het type sleep dan wel het type sloop vertegenwoordigen%%  slē.p (Veldwezelt) Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.] I-2
al dansend draaien kokkerellen: ko(o)kerelle (Veldwezelt) al dansende draaien, gezegd van een tol [schrankelen, hekelen, denderen, leuteren] [N 112 (2006)] III-3-2
allerheiligen allerheiligen: allerheilge (Veldwezelt) Allerheiligen. [ZND 19A (1936)] III-3-3
altaar altaar (<lat.): op den altaor (Veldwezelt) Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
andere oude klaversoorten stoppelklee: štǫpǝl[klee] (Veldwezelt) In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14] I-5
andijvie andijve: andieve (Veldwezelt, ... ), andijvie: andī.vi (Veldwezelt) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
angel angel: a.ŋǝl (Veldwezelt), aŋǝl (Veldwezelt) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angel van bij of wesp angel: angel (Veldwezelt) angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] III-4-2
angelusklok bedeklok: de beiklok trèk (Veldwezelt) De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] III-3-3
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) groffiaat: -  groffiaat (Veldwezelt) tuinanjer III-2-1