e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuring (alg.) paddeblader: peddeblaajer (Tungelroy), zulker: zullek(er) (Tungelroy) zuring || zuring, groot soort III-4-3
zuring, groente paddenbladeren: peddeblaajer (Tungelroy), zuurmoes: zoormoos (Tungelroy) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] I-7
zuster begijn: begien (Tungelroy), zuster: zuster (Tungelroy), zöster (Tungelroy) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster III-2-2, III-3-3
zuur oprispen borren, de zooi bort: de zooi bortj (Tungelroy), opzuren: opzoore (Tungelroy) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuurdeeg zuurdeeg: zōrdęjx (Tungelroy), zuurdesem: zōrdęjsǝm (Tungelroy) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdeeg maken zuurdeeg maken: zōrdęjx mākǝ (Tungelroy) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurdesem zuurdesem: zoordeisem (Tungelroy, ... ), Syst. WBD  zoordeisem (Tungelroy) Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] || zuurdesem, verzuurd deeg om roggebrood mee te desemen (i.p.v. gist te gebruiken van elk deeg werd een deel achtergehouden om het een volgende keer als desem te gebruiken III-2-3
zuurkool ingemaakt moes: ingemaaktj moos (Tungelroy), zuurmoes: zoormoos (Tungelroy, ... ), Syst. WBD  zoormoos (Tungelroy) Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)] || zuurkool in het vat III-2-3
zuurkoolstamppot stamppot: 23  stampot (Tungelroy), zuurmoes: Syst. WBD  zoormoos (Tungelroy) Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)] III-2-3
zwaaien weisteren: wuistere (Tungelroy), wenken: wînke (Tungelroy), zwaaien: zweie (Tungelroy), zweije (Tungelroy, ... ) zwaaien || Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2