20852 |
wijn |
wijn:
wīēn (Q278p Welkenraedt)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
wijn-essig:
wienetzig (Q278p Welkenraedt)
|
wijnazijn [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hondsroos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
honsruəs (Q278p Welkenraedt),
hondsrozenstok:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
huntsrūəzəštok (Q278p Welkenraedt),
wilde rozenstek:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
welə rūəzəšteͅk (Q278p Welkenraedt)
|
egelantier [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
Mar.;: dit ww. komt niet voor in WBD 1.4; in deze lijst komt het gehele werkwoord ook niet voor! Niet gebruiken?
ich wel, doew weelst, hé weelt (Q278p Welkenraedt)
|
ik wil, gij wil, hij wil ik wou, gij woudt, hij wou wil hij nu? wou hij gisteren? wou hij het maar doen! [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
wenk (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt),
wink (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt),
ps. omgespeld volgens Frings.
weͅnk (Q278p Welkenraedt)
|
wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 13 (1925)]
III-4-4
|
25160 |
winderig weer |
het heeft veel wind:
het is winderig (vandaag)
ət hat (huə) vø͂ͅl weͅnk (Q278p Welkenraedt),
veel wind:
onder o nog .
vø̄l weͅnk (Q278p Welkenraedt)
|
winderig [ZND 13 (1925)]
III-4-4
|
22770 |
winnen |
gewinnen:
Inf.; - gewun (won), gewune (gewonnen).
gəweͅnə (Q278p Welkenraedt)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
33238 |
winterwortelen |
moren:
mūrǝ (Q278p Welkenraedt),
mūǝrǝ (Q278p Welkenraedt)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
24864 |
witte dovenetel |
witte broedsel:
wette brudchel (Q278p Welkenraedt)
|
dovenetel [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
20620 |
wittebrood |
witbrood:
witbrūet (Q278p Welkenraedt)
|
wit brood [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|