e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q278p plaats=Welkenraedt

Overzicht

Gevonden: 1023
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voetbankje voetenbankje: vōtəbɛŋskə (Welkenraedt), vūtəbɛŋkskə (Welkenraedt) voetbankje [ZND 02 (1923)] III-2-1
voetgangershek stegel: stēgǝl (Welkenraedt) Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in √©√©n lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.] I-8
volk (mensen) lui: lyj (Welkenraedt) volk [RND] III-3-1
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) beer: bīr (Welkenraedt) De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
vonk vonk: vōŋk (Welkenraedt, ... ), vuŋk (Welkenraedt, ... ) vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-2-1
voogd momber: mómmər (Welkenraedt) voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)] III-2-2
voordeur haupt-ingang: hōp˱ęgaŋk (Welkenraedt), huisdeur: hus˱dø̜̄r (Welkenraedt), voorste deur: vø̜̄stǝ dø̄r (Welkenraedt) Deur die aan de straatzijde toegang geeft tot het huis. [N 55, 24a; L 12, 5; monogr.; Vld.] II-9
voordeur, huisdeur haupt-ingang: hōp˂eͅgaŋk (Welkenraedt), huisdeur: hus˂dø͂ͅr (Welkenraedt) voordeur [N 55 (1972)], [ZND 12 (1926)] III-2-1
voorhoofd gezicht: gezicht (Welkenraedt), kop: de ōāre van der kopp (Welkenraedt), ster: də ōͅrə va zən štīr (Welkenraedt), stĕrn (Welkenraedt) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || Een groot voorhoofd. [ZND 08 (1925)] || ster (voorhoofd) [ZND 07 (1924)] III-1-1
vooroverduikelen een boksprong maken: ne bokspronk maoke (Welkenraedt), over zijn kop bokspringen: över singe kop bok sprenge (Welkenraedt) hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)] III-1-2