e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanhoudend bepoetelen aanhoudend in de handen nemen: aanhouwend get in de heng nöme (Valkenburg), aanhouwent ingen häng noême (Rimburg), aonhaawend in zen han kriege (Oost-Maarland), anhaltend (du.) aanpakken: aanhaldend aanpakke (Venlo), aanhaldend aanpakken (Boekend), armvollen: [sic]  hèrvele (Stevensweert), beduimelen: bedoemele (Guttecoven), bedōēmele (Baexem), bedumele (Hees), bədaimələ (Tongeren), bədūmələ (Kinrooi), befommelen: befoemele (Ulestraten), beknoemelen: beknoemelen (Geistingen), beknuffelen: beknoevelen (Maastricht), beknōēvele (Mheer), beduimelen  beknoevele (Klimmen), betasten: betaasten (Oost-Maarland), bətastə (Smeermaas), busselen: i.e. eig. onhandig vastpakken.  bössele (Leveroy), chipoteren (<fr.): šipoͅt`erə (Val-Meer), de ganse tijd wat in de handen hebben: de ganse tied wat in de hènj höbbe (Berg-aan-de-Maas), duwen: duuje (Posterholt), een handje geven: [ingegeven door vraagstelling?]  ein héndje gèève (Neer), een handvol: [ingegeven door vraagstelling?]  en handvool (Gemmenich), een handvol krijgen: [ingegeven door vraagstelling?]  en haffel krie (Gemmenich), er niet van kunnen blijven: neet der va konne blieve (Voerendaal), fiemelen: fiemele (Klimmen), fommelen: foemele (Elsloo, ... ), fōēmele (Puth), betekent meestal knuffelen  foemele (Klimmen), van jeng vee  foemele (Heerlerheide), Van katjes.  foemele (Neerbeek), fotten: foͅtən (Lommel), friemelen: friemele (Heerlen, ... ), frommelen: froemele (Echt/Gebroek, ... ), frommele (Grevenbicht/Papenhoven), haffen: haffe (Wanssum), handsvollen: hamsələ (Opheers), handvollen: ampələ (Hasselt), de hiele tied urgens mei zitten te hampelen (Blerick), ha.mpele (Gors-Opleeuw), haampele (Veldwezelt), haffele (Afferden, ... ), hafəlṇ (Kwaadmechelen), hafələ (Lommel), hafələn (Lommel, ... ), hamf`le (Kaulille), hamfele (Hechtel, ... ), hamfelen (Eksel, ... ), hamfələ (Achel, ... ), hamfələn (Hamont, ... ), hampele (Baexem, ... ), hampelen (Ospel), hampfele (Mechelen, ... ), hampələ (Bocholt, ... ), hanfele (Susteren), hanfələn (Achel), haufele (Tegelen), haufələ (Beverlo, ... ), hāfələ (Tessenderlo), hāmfələ (Kanne), hāmfələn (Hamont), hāmpele (Tungelroy), hefulle (Buchten), hoffelen (Mechelen), hâmpele (Tungelroy), häffele (Kerkrade), (haffelen)  āəfələ (Gingelom), (handvollen)  hamfələ (Halen), B.v. iets lang vasthaan is met iets hamphlen.  hamphlen (Peer), i.e. eig. onhandig vastpakken.  hampele (Leveroy), in betekenis van hamsteren.  hamfelen (Jeuk), n hampfelke: n beetje (meestal etenswaar)  hampfele (Valkenburg), NB: hampel = handvol.  hampelle (Thorn), NB: verhampele = door handgrepen verleggen.  hampele (Panningen), Ook hamfele en hampfele.  hampele (Kortessem), haspelen: haspele (Maastricht), immer in de duimen pakken: ummer in zn doeme pakke (Houthem), immer in de handen hebben: ummer in de henj höbbe (Roosteren), immer in de handen houden: ummer in gen häng houwe (Schaesberg), in de handen houden: in de hank haajen (Tegelen), in de handen pakken: in de häng pakke (Schimmert), in de knoken blijven houden: hae blif t in zien knäök haute (Sittard), keuren: kēūre (Echt/Gebroek), kö:re (Beegden), knoemelen: Van kinderen.  knoemele (Neerbeek), knuffelen: knoefele (Ottersum), knoefelen (Hamont), knoeffele (Hechtel), knoevele (Bunde, ... ), knoevele blieven (Hoensbroek), knoevele(n) (Sint-Truiden), knoevelen (Alken, ... ), knōēvele (Hoensbroek, ... ), knōēvelen (Rekem), knufele (Zutendaal), knuv.ələ (Moresnet), knuvelen (Zonhoven), betekent meestal knuffelen  knoevele (Klimmen), met handvollen vol: [ingegeven door vraagstelling?]  mit haffele vol (Kerkrade), pampelen: pampelen (Ophoven), pondelen: pongele (Holtum), póngele (Boukoul), rafen: raafe (Bocholtz), tettelen: deddele (Venlo), vasthouden: vashaaje ? (Reuver), vashaojen (Tegelen), vasthaoje (Baarlo), verfromselen: verfrumsele (Echt/Gebroek), verhandsvollen: vərhandsələn (Houthalen), verhandvollen: verampələ (Hasselt), verhaffele (Kerensheide), verhamfellen (Eksel), verhampele (Swalmen), verhampelen (Meeuwen), vərhafələn (Lommel, ... ), vərhamfələ (Paal), vərhaufələ (Leopoldsburg), verpondelen: get verpóngele (Boukoul), vertettelen: vertettelen (Eigenbilzen) Aanhoudend in de handen nemen (haffelen, hampelen, knoevelen). [N 109 (2001)] || aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] || dragen... || knuffelen, veel in de handen nemen || met de handen bezig zijn || veel in de handen nemen, sollen III-1-2