e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afleggen van een dode aandoen: znd 32, 20;  aandouən (Zepperen), andoen (Sint-Lambrechts-Herk), aondōēn (Borgloon), aoəndôen (Gutshoven), znd 32, 20; ?  aandoen (Kuringen), afgaan: aaf’gáon (Tegelen), afleggen: aaf-legge (Sevenum), aaflegge (Blerick, ... ), aafleGGe (Mheer), aaflegge (Thorn, ... ), aafleggen (Eigenbilzen, ... ), aafleggə (Doenrade, ... ), aaflegke (Heythuysen, ... ), aaflekge (Nieuwstadt, ... ), aaflekke (Eys, ... ), aaflekkə (Sweikhuizen), aaflēgken (Geleen), aafligge (Hoensbroek, ... ), aafliggn (Brunssum), aafliggə (Montfort, ... ), aafligke (Echt/Gebroek, ... ), aafliGə (Kapel-in-t-Zand), aaflihe (Kesseleik), aaflikge (Reuver), aaflikke (Herten (bij Roermond), ... ), aaflègge (Beek, ... ), aaflèGGə (Ubachsberg), aaflègke (Bree, ... ), aaflèke (Noorbeek, ... ), aaflèkke (Geleen, ... ), aafléGe (Schaesberg), aaflége (Thorn), aafléggə (Meeswijk), aaflégke (Klimmen), aaflégə (Hulsberg), aafléke (Susteren), aaflékgən (Urmond), aaflékke (Tungelroy), aaflékken (Born), aafléékkə (Schinnen), aafléəggə (Kelpen), aaflëgge (Merkelbeek), aaflëGGe (Sittard), aafləkkə (Oirsbeek), aflegge (Jeuk, ... ), afleggen (Gennep, ... ), aflègge (Oirlo), aflèggen (Rekem), afléggə (Meijel), aof legge (Maastricht), aoflegge (Maastricht), aoflegke (Caberg, ... ), aofleGə (Maastricht), aoflēgkə (Maastricht), aoflēkkə (Maastricht), aoflieje (Vaals), aoflègge (Maastricht, ... ), aoflèggə (Maastricht), aoflègke (Maastricht, ... ), aoflégkə (Maastricht), aōflegge (Maastricht), āāflegge (Horst), āāfligghə (Beesel), āāflèGGə (Nieuwenhagen), āāflêkke (Schimmert), dōēeje aflegge (Venray), e liek aaflègken (Uikhoven), eine aaflegge (Schimmert), iemand aoflègge (Maastricht), oaflegge (Eigenbilzen, ... ), oafleggen (Zonhoven), àflègge (Sint-Truiden), àflégə (Loksbergen), ààfléggə (Amstenrade), ààfléGGə (Heerlen), ààfléGə (Susteren), ààfléégə (Epen), ààfləkgə (Guttecoven), áflegge (Venray), ááfliggə (Venlo), ááfligkə (Reuver), ááflégkə (Heel), (de g als duits "gehören").  aaflegge (Amby), (gg: Eng. good).  aaflêgge (Ell), (kk: als garçon).  aaflĕkke (Geleen), afleggen  oaflegge (Eigenbilzen), ook handeling bij het korenmaaien  aaflègke (Tungelroy), ps. boven de beide gs moet nog een ^staan; deze combinatieletters kan ik niet maken!  aafleg^g^e (Gulpen), wassen en doodskleed aandoen van een lijk  aaflégke (Altweert, ... ), znd 32, 20;  aaflegge (Weert), aafläggən (Hamont), aafléggə (Lanaken, ... ), afleggen (Diepenbeek, ... ), afleggə (Herk-de-Stad), afléggən (Zolder), oeflegge (Heers), àflégé (Leopoldsburg), afnemen: ‧āfnø.mə (Eys), afwassen: znd 32, 20;  aafwasse (Kinrooi), bereiden: bereiden (Meeuwen), beréje (As), znd 32, 20;  beraai-je (Borgloon), bereeë (Groot-Gelmen), berei-en (Helchteren), berei-je (Gruitrode, ... ), berei-jen (Neeroeteren, ... ), bereiden (Jeuk), bereie (Houthalen), bereien (Neeroeteren), bereijen (Kaulille), bereijə (Hasselt), bereinje (Kaulille), bereië (Wellen), berijen (Sint-Truiden), berêên (Diepenbeek), brei-jen (Opoeteren), bərejjə (Borgloon), bərejə (Kortessem), bərijə (Engelmanshoven), boven de aarde leggen: znd 32, 20;  boven d’eerd leggen (Neeroeteren), boven d’erde legen (Neeroeteren), znd 32, 20; cf. WNT s.v. "aarde, ook aard  boven d’eerd leggen (Hamont), klaarmaken: znd 32, 20;  klor maken (Achel), kleden: znd 32, 20;  klie-en (Peer), leggen: znd 32, 20;  laigen (Rotem), lijken: lieken (Eksel), lijken (Leopoldsburg), lééjkən (Lommel), léékə (Loksbergen), lêke (Beverlo), da vrammes woord gelêkt = de vrouw wordt afgelegd  lêke (Beverlo), ww  lèèke (Sint-Truiden), znd 32, 20;  leejke (Koersel), leeke (Rosmeer), leke (Hasselt, ... ), leken (Mopertingen), lieke (Eupen, ... ), lieken (Bree, ... ), liekə (Ophoven), lijke (Beverlo, ... ), lijken (Beringen, ... ), liëken (Kaulille), līēkə (Vroenhoven), lèke (Beverlo), lèken (Paal), léjké (Leopoldsburg), léjkən (Beringen), léékn (Oostham), op de schoof leggen: op de sjaof lèke (Noorbeek, ... ), op de sjoüf legke (Gronsveld), oppe sjouf lègken (Uikhoven), (vroeger noemde men het zo).  op de sjouf légke (Klimmen), (vroeger: op stroo lekke).  op de sjouf lekke (Neer), znd 32, 20;  op de chaof leggen (Sint-Martens-Voeren), op tə sjòwf léggə (Rekem), op de walm leggen: op de waam leggə (Vlijtingen), znd 32, 20;  op de waam legen (s-Herenelderen), op de waam legge (Zichen-Zussen-Bolder), op de waam leggen (Val-Meer), op de waam leijge (Vroenhoven), op de walm legge (Borgloon, ... ), op de woam legge (Waltwilder), op de woam leggen (Grote-Spouwen), op də walm léggə (Genk), op də waom leggen (Eigenbilzen), op te walm legge (Genoelselderen), znd 32, 20; cf. WNT s.v. "walm (II)"(mar.: is bos of bundel stroo; cf. schoof!) 1. d. "Op den walm liggen"= boven de aarde staan van een overledene; vgl. "op de (het) schoof liggen"(Tuerl.). Het gebruik de doode eerst op stroo te leggen (....de "waam"of de "sjouf"in Limburg) is bijna geheel verdwenen  op de walm legge (Sint-Lambrechts-Herk), op de walm zetten: znd 32, 20;  op de walm zette (Jeuk), op een walm leggen: znd 32, 20;  op e waam leggen (Mal), op het schoof leggen: op het sjòwf leggen (Meeswijk), op ⁄t sjouf léggə (Grevenbicht/Papenhoven), vroeger werd een dode afgelegd of opgebaard op een schoof stro  eeme oppet sjouf lëGGe (Sittard), znd 32, 20;  op het chouf legge (Mechelen-aan-de-Maas), op het sjouf legge (Vucht), op ət sjouf legge (Mechelen-aan-de-Maas), op ’t choaf legke (Dilsen), znd 32, 20; cf. WNT s.v. "schoof (I)"3. "op het (schoof) liggen"= boven de aarde staan, van een gestorvene  op ’t chouf laignen (Rotem), op schoof leggen: (= opbare).  op sjouf legge (Tungelroy), znd 32, 20;  op sjaof lekke (Mheer), op walm leggen: znd 32, 20;  op woëm legge (Bilzen), opbaren: znd 32, 20;  òp baarə (s-Herenelderen), opmaken: znd 32, 20;  opmaake (Hasselt), reinigen: reinigen (Meeuwen), znd 32, 20;  reinigen (Hechtel, ... ), schoven: sjouve (Echt/Gebroek), znd 32, 20; cf. WNT s.v. "schoof (I)"3. "op het (schoof) liggen"= boven de aarde staan, van een gestorvene  chauven (Maaseik), wassen: wàssə (Gennep), znd 32, 20;  wassche (Hasselt), wassen (Achel, ... ) achtereenvolgens een aaneengesloten reeks van bezoeken afleggen || afleggen || afleggen (van een lijk) || afleggen van een lijk || een dode afleggen || een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] || een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)] || een lijk afleggen || een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] || het lijk afleggen, reinigen en doodskleren aantrekken || het lijk verzorgen en op het doodsbed leggen || lijk opbaren || opbaren || reinigen en in doodshemd kleden van een lijk || wassen en doodskleed aandoen van een lijk III-2-2