29672 |
afstrijken |
afpakken:
ǭfpakǝ (Q083p Bilzen),
afsnijden:
ǭfsnājǝ (Q083p Bilzen),
afsnijderen:
afšnijǝrǝ (Q020p Sittard),
afstrijken:
āfstrī̄kǝ (L163a Milsbeek),
āfštrī̄kǝ (L322a Nunhem, ...
L270p Tegelen),
aftrekken:
āftrę ̞kǝ (Q017p Elsloo),
gelijkstrijken:
jǝlī̄xštrī̄xǝ (Q211p Bocholtz)
|
De overtollige klei in de vormbak afstrijken met de handen of met behulp van een houten plankje, een afstrijkboog of een mes. Het woordtype afstrijken werd in L 270 ook gebruikt voor het afstrijken van de klei in een pannenvorm. [monogr.; N 98, 80 add.]
II-8
|