25903 |
afval |
afval:
āvǝl (L297p Belfeld),
katselen:
katšǝlǝ (Q032p Schinnen),
katsen:
katšǝ (Q018p Geulle, ...
Q036p Nuth),
kitsen:
ketsǝ (L381b Peij),
ketšǝ (L387p Posterholt, ...
Q112z Tenessen),
kętšǝ (Q247a Sint-Pieters-Voeren),
kɛtšǝ (Q249p Aubel, ...
Q196a Banholt,
Q198p Eijsden,
Q253p Montzen),
persel:
pǫrsǝl (L295p Baarlo),
pulp:
pølp (L379p Laak, ...
L293p Roggel,
L374p Thorn),
pølǝp (L295p Baarlo),
schurf:
šø̜rǝf (L299p Reuver),
trats:
trats (Q157p Jesseren, ...
Q078p Wellen)
|
Afval, in de vorm van hout en stenen, dat zich in de bovenste laag van de afgraving bevindt. [monogr.] || Het afval van de uitgeperste vruchten dat in de perskuip achterblijft. [N 57, 17] || Kleiafval bij de buizenpers. [monogr.]
II-2, II-8
|