e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijeenploegen aanakkeren: ǭǝnákǝrǝ (Kozen), aanbouwen: ãnbǫu̯ǝ (Panningen), aanrijden: ānrę̄i̯ǝn (Koersel), aanscheuten: ǭnšȳtǝ (Rijkhoven), aanschieten: ø̜nšītǝ (Diets-Heur), ę.nšitǝ (Nerem), ő̜njšītǝ (Sint-Huibrechts-Hern), ǫnjšītǝ (Berg), ǭnsxitǝ (Sint-Truiden), ǭnšītǝ (Millen), ǭǝ.nsxi ̞i̯tǝ (Groot-Gelmen), ǭǝnsxitǝ (Halmaal, ... ), ǭǝnsxītǝ (Donk), aanschieten in de midland: ǭǝ.nsxii̯tǝn en ǝ melant (Mechelen-Bovelingen), ǭǝnsxitǝn ęn dǝ melant (Brustem), aanslaan: o.njsly.n (s-Herenelderen), beteenakkeren: bętei̯ǝ.n[akkeren] (Broekom, ... ), bętēǝ.n[akkeren] (Gors-Opleeuw), bęti.n[akkeren] (Hasselt), bętē.n[akkeren] (Jesseren, ... ), bętęi̯.n[akkeren] (Borgloon), bętęi̯ǝ.n[akkeren] (Berlingen, ... ), bęt˱ięn[akkeren] (Lauw), bǝtei̯ǝn[akkeren] (Sint-Lambrechts-Herk), bǝtē.n[akkeren] (Vliermaalroot, ... ), bǝtēǝ.n[akkeren] (Guigoven), bǝtęi̯ǝn[akkeren] (Alken, ... ), bǝt˱i̯ę.n[akkeren] (Hoeselt), bǝt˱ē.n[akkeren] (Diepenbeek, ... ), bǝt˱ęi̯n[akkeren] (Zepperen), beteenrijden: bǝt˱iǝnrę̄ǝ (Duras, ... ), beteenslaan: bętī.nslø̜n (Wijer), bǝt˱iǝnslő̜nj (Ordingen), beteentrekken: bǝtęi̯ǝ.ntrękǝ (Gutschoven), beteenvaren: bǝt˱ē.vǭ.rǝ (Romershoven), beteenwerken: bǝt˱iǝnwę.rǝkǝ (Aalst), bijeenakkeren: bīǝnɛkǝrǝ (Zolder), bijeenploegen: bięi̯.n[ploegen] (Dilsen, ... ), biǝn[ploegen] (Wijchmaal), bęi̯ęi̯.n[ploegen] (Maaseik, ... ), bęi̯ǝn[ploegen] (Lommel), bī(i̯)ęi̯n[ploegen] (Maasniel, ... ), bijeenrijden: biǝ(n)rę̄ǝ (Kerkhoven), biǝnraiǝ (Paal), biǝrę̄.ǝn (Koersel), biǝrę̄ǝ (Heppen, ... ), biǝrę̄ǝn (Berverlo, ... ), bīǝ.rę̄i̯ǝ (Heusden), bī.nrɛi̯ǝ (Lummen), bī.rę̄ǝ (Beringen), bīnrę̄ǝ (Linkhout), bijeenslaan: bei̯ēslǭǝ (Nieuwenhagen), bii̯ęi̯nšlǭn (Heythuysen, ... ), bęi̯ǝnslǫu̯ǝn (Lommel), bīęi̯nšlǭn (Klimmen), bijeenvaren: bei̯ei̯.nvā.rǝ (Lanklaar, ... ), bei̯ē.vǭ.rǝ (Heesveld-Eik), bi ̞ęi̯.nvā.rǝ (Vucht), bi(i̯)ęi̯nvārǝ (Baexem, ... ), bii̯ē.vǭ.rǝ (Martenslinde, ... ), bii̯ęi̯.nvā.rǝ (Molenbeersel), biē.vǭ.rǝ (Gellik), bięi̯.nvā.rǝ (Boorsem, ... ), biǝ.nvǭǝ.rǝn (Hechtel), bī.vǭ.rǝ (Houthalen), bīi̯ęi̯.nvā.rǝ (Boukoul, ... ), bēi̯ē.vǭ.rǝ (Waltwilder), bęi̯ē.nvǭ.rǝ (Munsterbilzen), bęē.nvǭ.rǝ (Beverst), bijvoren: bɛ ̝vōrǝ (Oostham, ... ), binnensaan werpen: bęnǝs˱ǭn wɛ.rǝpǝ (Zichen-Zussen-Bolder), een rug aanploegen: nǝ røx˱ ãnplōgǝ (Kaulille), een rug ploegen: nǝ røx [ploegen] (Overpelt), ǝnǝ rø̜k [ploegen] (Sint Pieter), hogen: hȳgǝ (Gingelom), in de middel aanschieten: en dǝ medǝl ǭ ̞nsxitǝ (Bokrijk), in de middel beginnen: en dǝ medǝl bǝgęnǝ (Kanne), inakkeren: i.nákǝrǝ (Vliermaal), ineenvaren: e.nē.vǭ ̝.rǝ (Vlijtingen), i.nē.vǭ.rǝ (Veldwezelt), inrijden: enrę̄ǝ (Wilderen), ęnrę̄ǝ (Binderveld), inwaarts varen: ęi̯njats ˲vǭ.rǝ (Heers), met een rug ploegen: męt˱ enǝ rø̜k plōgǝ (Cadier), meteenakkeren: męt˱ei̯.n[akkeren] (Tongeren), męt˱ē.n[akkeren] (Henis, ... ), męt˱ęi̯n[akkeren] (Koninksem), meteenvaren: mętē.nvǭ.rǝ (Rutten), męt˱ē.nvǭ.rǝ (Henis), midden tegeneenploegen: medǝ tīgǝnęi̯.nplōgǝ (Opglabbeek), middenaan telen: medǝnán tø̄lǝ (Meijel), naar binnen aanslaan: nǫ benǝ ānšlǭn (Melick), naar het midden omploegen: nǫ t medǝn ø̜mplugǝn (Achel), naareentoe doen: nǭęi̯ntű dō.n (Ellikom), naareentoe ploegen: nōęi̯.(n)tu plōgǝ (Opglabbeek), naareentoe varen: nōēntáu̯ vǭ.rǝ (Bilzen), nǭęi̯ntű vā.rǝ (Opitter), op de middel aan werpen: ǫp ˲dǝ midǝl ǭn wɛ.rǝpǝ (Herderen, ... ), op een rug ploegen: ǫp˱ ǝnǝ rø̜k plōgǝ (Swalmen), op een rug varen: ǫp˱ ǝnǝ rø̜k ˲vā.rǝ (Maaseik), op ruggen bouwen: op røgǝ bǫu̯ǝ (Lottum), opakkeren: ǫp[akkeren] (Hasselt, ... ), ǫp˱[akkeren] (Zonhoven), opbouwen: op˱[bouwen] (America, ... ), ǫp˱[bouwen] (Baarlo, ... ), ǫp˱bōǝn (Paal), ǫp˱bǭu̯ǝ (Neerpelt), ǫp˱bǭu̯n (Sint-Truiden), opeenaan akkeren: op˱ē.nǫn [akkeren] (Bommershoven), ǫp˱ē.n`ɛn [akkeren] (Overrepen), ǫp˱ē.nǭǝn [akkeren] (Werm), ǫp˱īn`ǭn [akkeren] (Godschei), opeenaan omdoen: ǫp˱ēnǭn ømdūn (Oost-Maarland), opeenaan ploegen: ǫp˱ē ̞nān [ploegen] (Margraten), ǫp˱ē ̞nǭn [ploegen] (Gronsveld, ... ), ǫp˱ē(n)ã [ploegen] (Waubach), ǫp˱ēã [ploegen] (Heerlen), ǫp˱ēnā [ploegen] (Brunssum), ǫp˱ęi̯.nān [ploegen] (Opoeteren), ǫp˱ęi̯nãn [ploegen] (Lanaken), ǫp˱ęi̯nān [ploegen] (Geulle, ... ), ǫp˱ęnǭn [ploegen] (Rijckholt), ǫp˱ę̄i̯nā [ploegen] (Mechelen), opeenaan schieten: ǫp˱ē.nǭǝn šītǝ (Werm), opeenaan slaan: o ̞p˱ēn`ã šlǭ ̝ǝ (Simpelveld), ǫp.ęi̯nãn slō.n (Neerharen), ǫp˱enǭn šlūǝn (Rijckholt), ǫp˱ē ̞nān šlōǝn (Margraten), ǫp˱ē(n)ã. šlǭ ̝ǝ (Waubach), ǫp˱ē.nǭn sluɛ.nj (Val-Meer), ǫp˱ēã šlǭ ̝ǝ (Bleijerheide), ǫp˱ēnā šlǭ ̝ǝ (Oirsbeek), ǫp˱ęi̯nãn šlōn (Valkenburg), ǫp˱ęi̯nā šlǭ (Ransdaal), ǫp˱ęi̯nān šlǭn (Beek, ... ), ǫp˱ę̄ ̝ān šlǭ (Ten Esschen), opeenaan varen: op˱ęi̯nǭn vǭ.rǝ (Smeermaas), ǫpēǝ.nǭǝn vǭ.rǝ (Heers), ǫp˱ē ̞nān vārǝ (Margraten), ǫp˱ē.n vǭ.rǝ (Vroenhoven), ǫp˱ē`ã vārǝ (Schaesberg), ǫp˱ēn`ǭn vǭ.rǝ (Genk), ǫp˱ēnān vǭ.rǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), ǫp˱ēǭn vǭ.rǝ (Grote-Spouwen, ... ), ǫp˱ęi̯nān vārǝ (Beek, ... ), ǫp˱ęnǭn vǭǝrǝ (Rijckholt), ǫp˱ɛi̯n`ǭn vǭ.rǝ (Zutendaal), opeenaan werpen: ǫp.ē ̞nān wɛrǝpǝ (Margraten), ǫp˱ē.nɛn wɛ.rpǝ (Sluizen), opeentoe ploegen: ǫp˱ēntǫu̯ plōgǝ (Heugem), opeenvaren: ǫp˱ē.nvǭ.rǝ (Membruggen), ǫp˱ęi̯nvārǝ (Maasbracht), ophogen: ǫpȳgǝ (Gingelom), opploegen: up[ploegen] (Halen), ǫp[ploegen] (Born, ... ), oprenen: ǫprīǝnǝ (Jeuk), oprijden: oprę̄i̯ǝn (Kwaadmechelen), uprę̄i̯ǝ (Tessenderlo), ǫprę̄i̯ǝ (Berverlo), ǫprę̄i̯ǝn (Koersel), ǫprę̄ǝ (Berbroek, ... ), opruggen: oprøgǝ (Aijen, ... ), oprøkǝ (Horst, ... ), optelen: ǫptø̄lǝ (Meijel), opvaren: ǫp˲vārǝ (Ell, ... ), ǫp˲vǭrǝ (Beverst, ... ), ruggen: røgǝ(n) (Hamont), tegaar akkeren: tǝgǭr ákǝrǝ (Wellen), tegaar rijden: tǝgǭr rę̄ǝ (Schulen), tegeneenaan gooien: tiɛ.gǝnē.nǭn gūi̯ǝ (Kanne), tegeneenaan ploegen: tīǝ.gǝnęi̯nān plōgǝ (Reppel), tegeneenakkeren: tigǝnēnakǝrǝ (Oud-Winterslag), tegeneenop ploegen: tegǝniǝnǫp [ploegen] (Achel, ... ), tē.gǝninǫp [ploegen] (Peer), tēgǝniǝnǫp [ploegen] (Kleine-Brogel), tegeneenop rijden: tegǝniǝnǫp rīǝ (Neerpelt), tegeneenop varen: tēgǝnīnǫp ˲vǭ.rǝn (Helchteren), tīǝ.gǝnęi̯.nǫp ˲vā.rǝ (Bocholt), tegeneenploegen: tegǝniǝn[ploegen] (Eksel, ... ), tigǝnęi̯.n[ploegen] (As), tīǝ.gǝnęi̯.n[ploegen] (Neeroeteren, ... ), tegeneentoe doen: tiǝgǝnęi̯ntű dō.n (Meeuwen), tegeneentoe ploegen: tigǝn`ęi̯.tu [ploegen] (Opglabbeek), tigǝnęi̯ntu [ploegen] (Grote-Brogel), tiǝ.gǝnęi̯.ntűu̯ [ploegen] (Beek, ... ), tiǝgǝnęi̯ntű [ploegen] (Meeuwen, ... ), tīǝ.gǝnęi̯ntű [ploegen] (Gruitrode), tegeneentoe varen: tiǝgǝnęi̯ntű vā.rǝ (Tongerlo), tīǝ.gǝnęi̯ntű vã.rǝ (Neerglabbeek), tegeneenvaren: tigǝnęi̯nvãrǝ (Schimmert), tīǝ.gǝnęi̯.nvā.rǝ (Neerglabbeek), toeakkeren: tau̯ákǝrǝ (Rukkelingen-Loon), toegooien: tǫu̯goi̯ǝ (Vechmaal), toeslaan: toeslaan (Lommel), tsǫu̯šlǭǝ (Bocholtz), tušlōn (Rothem), toevaren: tuvārǝ (Swalmen) Bijeenploegen is de manier van ploegen (met een niet-wentelbare ploeg), waarbij de voren van twee kanten naar het midden van de akker worden omgekeerd. Men begint in het midden van de akker, waar men twee voren tegen elkaar ploegt. Vervolgens ploegt men de 3e voor tegen de Ie aan, de 4e tegen de 2e, de 5e tegen de 3e, enz. Na iedere voor gaat men, terwijl men de ploeg laat slepen, over de keerstrook naar de andere helft van de akker, om daar de volgende voor te ploegen. Die sleepweg wordt langer, naarmate het ploegwerk vordert. Laaggelegen en natte akkers werden in het midden gewoonlijk wat hoger aangeploegd. Termen met rug lijken daarop te wijzen. Wat de typen in de middel beginnen, in de middel aanschieten, in de midland aanschieten e.d. betreft, die de bedoelde ploegwijze benoemen naar of ook bruikbaar zijn voor het ploegen van de eerste voren daarbij, zie men ook het lemma De Eerste Voor Ploegen, onder B. [N 11, 49; N 11A, 119a; JG 1a + 1b + 1c; A 33, 1a + b; monogr.] I-1