21820 |
binnensmonds praten |
binnensmonds kallen:
binnesmónds kalle (L360p Bree),
bénesmons kalle (Q077p Hoeselt),
bénnesmónds kalle (L417p As),
binnensmonds mompelen:
mŏĕmpələ binnəsmŏĕns (L416p Opglabbeek),
binnensmonds praten:
binnensmonds praôte (Q039p Hoensbroek),
binnensmoonds praote (Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
hij/zij praot binnens mons (L265p Meijel),
binnensmonds wauwelen:
binnesmonds wauwelen (Q203p Gulpen),
bobbelen:
cf. WNT sub bobbelen, afl. uitbobbelen, transitief: al bobbelend te voorschijn brengen, uitbraken, figuurlijk van woorden (verg. bij Jongeneel: boebele babbelen, en gobbelen).
boebələ (L300p Beesel),
door zijn tanden praten:
dör zien táánd praotə (L164p Gennep),
duister praten:
duuster praote (L210p Venray),
femelen:
femelen (L364p Meeuwen),
fezelen:
Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.
fezelen (L371p Ophoven),
fiezelen (Q001p Zonhoven),
grauwelen:
grauwele (Q019p Beek, ...
Q096b Itteren),
gruwwelen (Q015p Stein),
grommelen:
grómmele (L417p As),
grunselen:
WNT: grunselen, een klanknabootsend woord, dat waarschijnlijk het maken van een grommend, knorrend geluid moet aanduiden en wel in de meeste gevallen en genoeglijk geknor of gekneuter.
grunsele (L216p Oirlo),
knauwelen:
WNT: sub knauwen, afl. knauwelen, 2. gedurig, langzaam, kauwen; ook: herkauwen. Fig. voor: zeurderig met iets bezig zijn, telkens er op terugkomen.
knawwele (Q095p Maastricht),
knouwele (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
knoezelen:
knôêzələ (Q113p Heerlen),
(n knoeëzel = soort mug).
knoeëzele (Q111p Klimmen),
knoezen:
knoeëze (Q117a Waubach),
knorvelen:
knoervelə (Q033p Oirsbeek),
knoteren:
knotere (Q095p Maastricht),
knoëtere (Q112p Voerendaal),
mijmelen:
miemelen (L292p Heythuysen),
miëmele (Q112z Ten-Esschen/Weustenrade),
mommelen:
meuĭmuln (Q035p Brunssum),
meumele (L433p Nieuwstadt),
meumelen (L428p Born),
mo.mpələ (Q202p Eys),
moemele (P219p Jeuk, ...
L267p Maasbree,
Q095p Maastricht,
L318b Tungelroy,
L210p Venray),
moempele (Q034p Merkelbeek),
momele (L265p Meijel),
mommele (Q196p Mheer, ...
Q112p Voerendaal),
mommelen (K317p Leopoldsburg),
mŏĕmələ (P047p Loksbergen),
mummele (Q016p Lutterade, ...
L217p Meerlo,
L387p Posterholt),
mummelə (Q033p Oirsbeek),
mummələ (L320b Kelpen, ...
L299p Reuver),
mòmmele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
mômmele (Q193p Gronsveld),
mompelen:
mompele (Q019p Beek, ...
Q095a Caberg,
Q096b Itteren,
Q118p Schaesberg,
Q201p Wijlre),
mompelen (L364p Meeuwen),
mompələ (Q095p Maastricht, ...
Q032b Sweikhuizen),
moompele (Q095p Maastricht),
moompələ (L329a Kapel-in-t-Zand),
mōmpələ (Q117p Nieuwenhagen, ...
L329p Roermond),
mōōmpələ (Q095p Maastricht),
mŏmpele (Q021p Geleen),
mómpele (L417p As),
mómpələ (L265p Meijel),
mômpele (Q102p Amby),
monkelen:
moenkele (Q203p Gulpen),
monkelen (Q096p Bunde),
murksen (du.):
Van Dale (DN): murksen, knoeien, praten.
morksə (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
murmelaar (zn.):
murmelaer (L269p Blerick),
murmelen:
moermələ (L429p Guttecoven),
mormele (L374p Thorn),
mormələ (Q032p Schinnen),
murmele (L330p Herten (bij Roermond), ...
L267p Maasbree,
L332p Maasniel,
L329p Roermond),
murmelen (L298a Kesseleik, ...
Q032p Schinnen),
murmelle (L386p Vlodrop),
murmelə (Q027p Doenrade),
murmələ (L432p Susteren, ...
Q108p Wijnandsrade),
mörmele (L246p Horst),
preutelen:
WNT: preutelen, Frequentativum bij preuten (proten) en, evenals dit woord, van klanknaboortsenden oorsprong. Thans nog vooral in Zuid-Nederlands. Hier te lande is het nauwverwante pruttelen meer in zwang.
praötele (L322a Nunhem),
preutele (Q095p Maastricht),
preutələ (Q095p Maastricht),
preutələn (Q014p Urmond),
prevelen:
praevele (L299p Reuver),
preevele (Q095a Caberg, ...
Q018p Geulle,
Q095p Maastricht,
L294p Neer,
L374p Thorn),
prevele (L381p Echt/Gebroek, ...
Q202p Eys,
L330p Herten (bij Roermond),
L321a Ittervoort,
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
L382p Montfort,
L329p Roermond,
Q098p Schimmert,
Q020p Sittard,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
L245b Tienray,
L318b Tungelroy,
Q101p Valkenburg),
prevelen (L320c Haler, ...
L298a Kesseleik,
Q095p Maastricht,
Q015p Stein),
prevələ (Q108p Wijnandsrade),
prēēvələ (Q095p Maastricht),
prēvele (L417p As, ...
Q098p Schimmert),
prievelen (Q120p Heerlerbaan/Kaumer),
prīēëvələ (Q117p Nieuwenhagen),
préévələ (L328p Heel, ...
L271p Venlo),
pruilen:
pruule (L289p Weert),
pruttelen:
Van Dale: pruttelen, 2. morren, binnensmonds mopperen of tegenspreken; - (duratief) kankeren; -3. binnensmonds spreken of zeggen.
pruttele (L320a Ell, ...
L271p Venlo,
L289p Weert),
pruttələ (Q095p Maastricht, ...
L382p Montfort),
prutələ (L271p Venlo),
rauwelen:
WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren.
rawwələ (Q109p Hulsberg),
sammelen:
WNT: zammelen, bijvorm van sammelen. In dit woord kon oorspr. s in anlaut stemhebben worden, óf, in de positie vóór korte vocaal gevolgd door geminaat, stemloos blijven. 1. Bij sammelen in de als eenige gegeven bet. treuzelen e.d.; -2. Ook nog in de bet. lawaai maken.; -3. Tenslotte in de bet. zeuren, zaniken. (NB Van Dale: *zammelen).
sammelen (L364p Meeuwen),
schmeicheln (du.):
sjmeigele (L383p Melick),
tussen de tanden wauwelen:
tussje de teng wauwele (Q117a Waubach),
wauwelen:
wauwele (Q202p Eys, ...
Q121p Kerkrade),
wavelen (L353p Eksel),
wuielen:
wuijele (Q222p Vaals),
zeveren:
zeivere (L271p Venlo)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|