33106 |
dorsen met de vlegel |
klappen:
klappen (Q098p Schimmert),
kleppelen:
klipǝlǝ (L416p Opglabbeek),
klɛpǝlǝ (L295p Baarlo, ...
L324p Baexem,
L330p Herten,
L211p Leunen,
Q009p Maasmechelen),
klepperen:
klɛpǝrǝ (L332p Maasniel),
kletsen:
klɛtsǝ (L321a Ittervoort),
kloppen:
klǫp?n (K314p Kwaadmechelen),
klǫpǝ (K358p Beringen, ...
L215p Blitterswijck,
L360p Bree,
Q113p Heerlen,
Q112a Heerlerheide,
Q077p Hoeselt,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
Q097p Ulestraten),
knuppelen:
klø̜pǝlǝ (L360p Bree, ...
L422p Lanklaar,
Q022p Munstergeleen,
L318b Tungelroy),
knepǝlǝ (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
knøpǝlǝ (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum),
pompen:
pompen (Q097p Ulestraten),
uitdorsen:
ūt˱dēšǝ (Q111p Klimmen),
uithouwen:
ǫǝt(h)ōn (Q001p Zonhoven),
uitkloppen:
ǫǝtklǫpǝ (Q001p Zonhoven),
uitslaan:
ū.tslǭn (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
vlegeldorsen:
vlēgǝldǫrsǝn (L282p Achel),
vløi̯gǝldǫsǝ (Q078p Wellen),
vlø̜gǝldāsǝ (Q178p Val-Meer),
vlɛ̄gǝldrɛšǝ (Q117a Waubach),
vlegelen:
vløi̯.gǝlǝ (P074p Veltem-Beisem),
vlø̄.gǝlǝ (L413p Helchteren, ...
L414p Houthalen),
vlø̄gǝlǝ (P222p Opheers),
vlø̜i̯gǝlǝ (P120p Alken, ...
P218p Borlo),
vlø̜i̯gǝrǝ (P179p Aalst, ...
P227p Vorsen),
vlē.gǝlǝ (L282p Achel, ...
L312p Neerpelt,
L314p Overpelt),
vlēgǝlǝ (Q211p Bocholtz, ...
L371a Geistingen,
L382p Montfort,
Q018a Moorveld,
L355p Peer,
L373p Roosteren,
Q101p Valkenburg,
Q112p Voerendaal,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
vlēǝgǝlǝ (L294p Neer),
vlīǝgǝlǝ (L317p Bocholt, ...
L416p Opglabbeek,
Q032a Puth),
vlɛ̄gǝlǝ (L295p Baarlo, ...
L429p Guttecoven,
Q009p Maasmechelen,
Q022p Munstergeleen,
Q197p Noorbeek,
Q198b Oost-Maarland,
Q111q Ransdaal,
L266p Sevenum,
Q020p Sittard,
Q197a Terlinden,
Q112b Ubachsberg),
zwaarden:
zwārsǝ (L295p Baarlo)
|
In dit lemma staat een betrekkelijk jonge terminologie, die nodig werd toen de mechanisatie opgang kwam en men behoefte kreeg aan een aparte term voor het dorsen met de vlegel, onderscheiden van die voor het dorsen met de machine. Omschrijvingen zoals "dorsen met de dorsvlegel" zijn hier niet opgenomen;in deze gevallen vindt men de opgaven voor "dorsen" en "dorsvlegel" in de betreffende lemma''s (6.1.1 resp. 6.1.8). In Q 34 wordt een kenmerkend volksgebruik gemeld: wanneer het laatste bed uitgedorst is, "is de schuur dood"; de dorsers gaan dan in een kring staan en gaan "doodluiden" (dōdlüa): ze slaan dan met z''n allen tegelijk met hun vlegels en maken daarbij zo''n hels kabaal, dat de boer naar de dorsvloer komt met een fles cognac om de dorsers te tracteren. In Q 198b noemt men dit gebruik "de plank afwassen" (de plǭi iifwiisa).' [N 14, 1b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|