32747 |
een geerakker ploegen |
aangeren:
ángērǝ (L163a Milsbeek, ...
L115p Mook,
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald),
ángī(ǝ)rǝ (L192b Aijen, ...
L209p Merselo),
afgeren:
af˲gērǝ (L192p Bergen, ...
L163a Milsbeek,
L115p Mook,
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald),
ãf˲gī(ǝ)rǝ (L250p Arcen),
āf˲gī(ǝ)rǝ (L248p Lottum),
bouwen met geren:
bǫu̯ǝ męt ˲gīrǝ (L290p Panningen),
de geer bouwen:
dǝ [geer] bǫu̯ǝ (L246p Horst, ...
L270p Tegelen),
de geer deraf bouwen:
dǝ gēr dǝraf˱ bǫu̯ǝ (L163p Ottersum, ...
L192a Siebengewald),
dǝ gīǝr drāf˱ bǫu̯ǝ (L246p Horst),
de geer deruit holen:
dǝ gīr dǝrūt hǭlǝ (L324p Baexem, ...
L322p Haelen),
de geer deruit varen:
dǝ [geer] dǝrūt ˲vãrǝ (L324p Baexem, ...
L322p Haelen,
L332p Maasniel,
L294p Neer),
de geer uitvaren:
dǝ gīr ūt˲vãrǝ (L324p Baexem),
de geer varen:
dǝ gīr vārǝ (L322p Haelen),
de kortvoor aanvaren:
dǝ kǫrt˲vǭr ãnvãrǝ (Q191p Cadier),
de kortvoordel uitvaren:
dǝ kǫrt˲vōrǝl ūt˲vãrǝ (Q197p Noorbeek),
de kortvoren toevaren:
dǝ kǫt˲vu̯ǫrǝ tau̯vǭrǝ (Q162p Tongeren),
de kortvoren uitploegen:
dǝ kǫrt˲vǭrǝ ūtplōgǝ (Q191p Cadier),
de ophool uitvaren:
dǝn ǫphōl ūt˲vãrǝ (L369p Kinrooi),
de scheuten deruit varen:
dǝ [scheuten] drūt ˲vãrǝ (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117a Waubach),
een geer omakkeren:
nǝ gīǝr ømakǝrǝ (Q001p Zonhoven),
een geer uitploegen:
ǝnǝ gīǝr ūtplōgǝ (L292p Heythuysen),
een geer uitvaren:
ęi̯nǝ [geer] ūt˲vārǝ (L320a Ell, ...
L292p Heythuysen),
geer ophalen:
gē ̝ǝr ǫphālǝ (L289b Leuken),
geer opholen:
gēr ǫphǭlǝ (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
geer rijden:
gīr rę̄i̯ǝ (K318p Berverlo),
geren:
gii̯ǝrn (K314p Kwaadmechelen),
gii̯ǝrǝ (K353p Tessenderlo),
gērǝ (L215p Blitterswijck, ...
L331b Boukoul,
L164p Gennep,
L165p Heijen,
L289b Leuken,
L332p Maasniel,
L217p Meerlo,
L383p Melick,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L115p Mook,
L322a Nunhem,
L163p Ottersum,
L331p Swalmen),
gę̄rǝ (Q009p Maasmechelen),
gī(ǝ)rǝ (L244c America, ...
L295p Baarlo,
L215p Blitterswijck,
L247p Broekhuizen,
L288c Eind,
L214a Geysteren,
L291p Helden,
L246p Horst,
L265b Kronenberg,
L211p Leunen,
L217p Meerlo,
L265p Meijel,
L209p Merselo,
L266p Sevenum,
L246a Swolgen,
L270p Tegelen,
L245b Tienray,
L318b Tungelroy,
L268p Velden,
L214p Wanssum),
gīǝrǝ (L321p Neeritter, ...
L368p Neeroeteren),
het bijlstuk ploegen:
ǝt˱ bīlštø̜k plōgǝ (Q191p Cadier),
korte voren ploegen:
kǫrtǝ vōrǝn plugǝn (K359p Koersel),
kortvoor ploegen:
[kortvoor] plōgǝ (L368p Neeroeteren),
[kortvoor] plōu̯gǝ (Q187p Sint Pieter),
kortvoor rijden:
kǫt˲vōr rę̄i̯ǝ (P175p Gingelom),
kortvoorden:
[kortvoorden] (L360p Bree, ...
L286p Hamont,
L364p Meeuwen),
kortvoren:
kǫrt˲vǭ.rǝ (L362p Opitter, ...
L361p Tongerlo),
voor de vraag of dit woordtype voor de volgende plaatsen beschouwd moet worden als werkwoord dan wel als meervoudig substantief zie men ook het vorige lemma
[kortvoren] (L429a Berg, ...
Q072p Beverst,
L317p Bocholt,
Q018p Geulle,
Q193p Gronsveld,
Q002p Hasselt,
Q188p Kanne,
K317p Leopoldsburg,
L434p Limbricht,
K278p Lommel,
Q204a Mechelen,
L424p Meeswijk,
L368p Neeroeteren,
P222p Opheers,
Q001a Oud-Winterslag,
L314p Overpelt,
K357p Paal,
P107a Rummen,
Q098p Schimmert,
Q015p Stein,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
kortvoren aanvaren:
kǫt˲vu̯ǫǝrǝ ǭǝvǭǝrǝ (Q178p Val-Meer),
kortvoren afmaken:
kǫt˲vǭǝrǝn afmōǝkǝ (P175p Gingelom),
kortvoren maken:
[kortvoren] mã.kǝ (Q021p Geleen, ...
Q019a Neerbeek,
L418p Niel-bij-As),
kortvoren ploegen:
[kortvoren] plōgǝ (L422p Lanklaar, ...
Q194p Rijckholt,
Q099q Rothem,
Q097p Ulestraten),
kortvoren uitvaren:
[kortvoren] ō.t˲vǭ.rǝ (Q174p Herderen),
[kortvoren] ūt˲vǭrǝ (Q193p Gronsveld, ...
Q096d Smeermaas),
[kortvoren] ūt˲v̄arǝ (Q191p Cadier, ...
Q192p Margraten,
Q203a Reijmerstok),
[kortvoren] ű̄t˲vãrǝ (L416p Opglabbeek),
kortvoren varen:
[kortvoren] vã.rǝ (L417p As, ...
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek),
[kortvoren] vǭ.rǝ (Q072p Beverst, ...
Q071p Diepenbeek,
Q003p Genk,
Q002a Godschei,
Q081a Heesveld-Eik,
L414p Houthalen,
Q082p Munsterbilzen,
Q005p Zutendaal),
[kortvoren] vǭrǝ (Q198b Oost-Maarland),
minderen:
mendǝrǝ (Q191p Cadier),
op de korte voren aangeren:
op ˲dǝ kǫrtǝ vōrǝn ãngīǝrǝ (L248p Lottum),
op de korte- en op de langeweg afbouwen:
ǫp ˲dǝ kǫrtǝ ɛn ǫp ˲dǝ laŋǝwę̄x˱ āfbǫu̯ǝ (L248p Lottum),
op de korte- en op de langeweg tegenbouwen:
ǫp ˲dǝ kǫrtǝ ɛn ǫp ˲dǝ laŋǝwę̄x tę̄gǝbǫu̯ǝ (L248p Lottum),
opbreken:
ǫp˱brę̄kǝ (L289b Leuken),
opgeren:
op˲gērǝ (L115p Mook, ...
L163p Ottersum),
ophaal deruit halen:
ǫphāl drūt hãlǝ (L318b Tungelroy),
ophalen:
ǫphãlǝ (L289a Hushoven, ...
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
opholen:
ǫphōǝlǝ (L328p Heel),
ǫphǫlǝ (L320a Ell),
ǫphǭlǝ (L428p Born, ...
L331b Boukoul,
L426p Buchten,
L328p Heel,
L426z Holtum,
L434p Limbricht,
L331p Swalmen),
opholens deruit varen:
ǫphǭlǝs drūt ˲vãrǝ (L429p Guttecoven),
ophool deruit holen:
ophǭl dǝrūt hǭlǝ (L328p Heel),
ophool ploegen:
ǫp(h)ōl plōgǝ (L372p Maaseik),
ophool uitholen:
ǫphōl ūthōlǝ (L319p Molenbeersel),
scheuten:
šø̄ ̝ǝtǝ (Q111p Klimmen),
šø̄tǝ (Q035p Brunssum, ...
Q117p Nieuwenhagen),
šȳtǝ (Q117p Nieuwenhagen),
šȳǝtǝ (Q027p Doenrade, ...
Q111q Ransdaal,
Q112z Ten Esschen),
scheuten ploegen:
[scheuten] plōgǝ (Q204a Mechelen, ...
Q117a Waubach),
scheuten uitvaren:
[scheuten] ūs.vãrǝ (Q211p Bocholtz),
[scheuten] ūt˲vãrǝ (Q111p Klimmen),
scheuten varen:
[scheuten] vãrǝ (Q192p Margraten, ...
Q204a Mechelen),
scheutvoren ploegen:
šø̄ǝt˲vūrǝ plōgǝ (Q033p Oirsbeek),
scheutvoren varen:
šø̄ǝt˲vūrǝ vãrǝ (Q033p Oirsbeek),
schuins trekken:
šȳns trękǝ (Q121c Bleijerheide),
tippen:
tepǝ (L355p Peer),
tepǝn (L282p Achel, ...
L286p Hamont),
tøpǝ (L312p Neerpelt),
tøpǝn (L282p Achel, ...
L312p Neerpelt,
L313p Sint Huibrechts Lille),
uitgeren:
yt,gī(ǝ)rǝ (L192b Aijen, ...
L209p Merselo),
yt˲gērǝ (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald),
yt˲gīǝ''rǝ' (L192b Aijen),
ūt,gī(ǝ)rǝ (L322p Haelen, ...
L248p Lottum)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|