e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een geerakker ploegen aangeren: ángērǝ (Milsbeek, ... ), ángī(ǝ)rǝ (Aijen, ... ), afgeren: af˲gērǝ (Bergen, ... ), ãf˲gī(ǝ)rǝ (Arcen), āf˲gī(ǝ)rǝ (Lottum), bouwen met geren: bǫu̯ǝ męt ˲gīrǝ (Panningen), de geer bouwen: dǝ [geer] bǫu̯ǝ (Horst, ... ), de geer deraf bouwen: dǝ gēr dǝraf˱ bǫu̯ǝ (Ottersum, ... ), dǝ gīǝr drāf˱ bǫu̯ǝ (Horst), de geer deruit holen: dǝ gīr dǝrūt hǭlǝ (Baexem, ... ), de geer deruit varen: dǝ [geer] dǝrūt ˲vãrǝ (Baexem, ... ), de geer uitvaren: dǝ gīr ūt˲vãrǝ (Baexem), de geer varen: dǝ gīr vārǝ (Haelen), de kortvoor aanvaren: dǝ kǫrt˲vǭr ãnvãrǝ (Cadier), de kortvoordel uitvaren: dǝ kǫrt˲vōrǝl ūt˲vãrǝ (Noorbeek), de kortvoren toevaren: dǝ kǫt˲vu̯ǫrǝ tau̯vǭrǝ (Tongeren), de kortvoren uitploegen: dǝ kǫrt˲vǭrǝ ūtplōgǝ (Cadier), de ophool uitvaren: dǝn ǫphōl ūt˲vãrǝ (Kinrooi), de scheuten deruit varen: dǝ [scheuten] drūt ˲vãrǝ (Nieuwenhagen, ... ), een geer omakkeren: nǝ gīǝr ømakǝrǝ (Zonhoven), een geer uitploegen: ǝnǝ gīǝr ūtplōgǝ (Heythuysen), een geer uitvaren: ęi̯nǝ [geer] ūt˲vārǝ (Ell, ... ), geer ophalen: gē ̝ǝr ǫphālǝ (Leuken), geer opholen: gēr ǫphǭlǝ (Boukoul, ... ), geer rijden: gīr rę̄i̯ǝ (Berverlo), geren: gii̯ǝrn (Kwaadmechelen), gii̯ǝrǝ (Tessenderlo), gērǝ (Blitterswijck, ... ), gę̄rǝ (Maasmechelen), gī(ǝ)rǝ (America, ... ), gīǝrǝ (Neeritter, ... ), het bijlstuk ploegen: ǝt˱ bīlštø̜k plōgǝ (Cadier), korte voren ploegen: kǫrtǝ vōrǝn plugǝn (Koersel), kortvoor ploegen: [kortvoor] plōgǝ (Neeroeteren), [kortvoor] plōu̯gǝ (Sint Pieter), kortvoor rijden: kǫt˲vōr rę̄i̯ǝ (Gingelom), kortvoorden: [kortvoorden] (Bree, ... ), kortvoren: kǫrt˲vǭ.rǝ (Opitter, ... ), voor de vraag of dit woordtype voor de volgende plaatsen beschouwd moet worden als werkwoord dan wel als meervoudig substantief zie men ook het vorige lemma  [kortvoren] (Berg, ... ), kortvoren aanvaren: kǫt˲vu̯ǫǝrǝ ǭǝvǭǝrǝ (Val-Meer), kortvoren afmaken: kǫt˲vǭǝrǝn afmōǝkǝ (Gingelom), kortvoren maken: [kortvoren] mã.kǝ (Geleen, ... ), kortvoren ploegen: [kortvoren] plōgǝ (Lanklaar, ... ), kortvoren uitvaren: [kortvoren] ō.t˲vǭ.rǝ (Herderen), [kortvoren] ūt˲vǭrǝ (Gronsveld, ... ), [kortvoren] ūt˲v̄arǝ (Cadier, ... ), [kortvoren] ű̄t˲vãrǝ (Opglabbeek), kortvoren varen: [kortvoren] vã.rǝ (As, ... ), [kortvoren] vǭ.rǝ (Beverst, ... ), [kortvoren] vǭrǝ (Oost-Maarland), minderen: mendǝrǝ (Cadier), op de korte voren aangeren: op ˲dǝ kǫrtǝ vōrǝn ãngīǝrǝ (Lottum), op de korte- en op de langeweg afbouwen: ǫp ˲dǝ kǫrtǝ ɛn ǫp ˲dǝ laŋǝwę̄x˱ āfbǫu̯ǝ (Lottum), op de korte- en op de langeweg tegenbouwen: ǫp ˲dǝ kǫrtǝ ɛn ǫp ˲dǝ laŋǝwę̄x tę̄gǝbǫu̯ǝ (Lottum), opbreken: ǫp˱brę̄kǝ (Leuken), opgeren: op˲gērǝ (Mook, ... ), ophaal deruit halen: ǫphāl drūt hãlǝ (Tungelroy), ophalen: ǫphãlǝ (Hushoven, ... ), opholen: ǫphōǝlǝ (Heel), ǫphǫlǝ (Ell), ǫphǭlǝ (Born, ... ), opholens deruit varen: ǫphǭlǝs drūt ˲vãrǝ (Guttecoven), ophool deruit holen: ophǭl dǝrūt hǭlǝ (Heel), ophool ploegen: ǫp(h)ōl plōgǝ (Maaseik), ophool uitholen: ǫphōl ūthōlǝ (Molenbeersel), scheuten: šø̄ ̝ǝtǝ (Klimmen), šø̄tǝ (Brunssum, ... ), šȳtǝ (Nieuwenhagen), šȳǝtǝ (Doenrade, ... ), scheuten ploegen: [scheuten] plōgǝ (Mechelen, ... ), scheuten uitvaren: [scheuten] ūs.vãrǝ (Bocholtz), [scheuten] ūt˲vãrǝ (Klimmen), scheuten varen: [scheuten] vãrǝ (Margraten, ... ), scheutvoren ploegen: šø̄ǝt˲vūrǝ plōgǝ (Oirsbeek), scheutvoren varen: šø̄ǝt˲vūrǝ vãrǝ (Oirsbeek), schuins trekken: šȳns trękǝ (Bleijerheide), tippen: tepǝ (Peer), tepǝn (Achel, ... ), tøpǝ (Neerpelt), tøpǝn (Achel, ... ), uitgeren: yt,gī(ǝ)rǝ (Aijen, ... ), yt˲gērǝ (Siebengewald, ... ), yt˲gīǝ''rǝ' (Aijen), ūt,gī(ǝ)rǝ (Haelen, ... ) Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.] I-1