32707 |
een weide scheuren |
(de zode) onderakkeren:
[onderakkeren] (Q178p Val-Meer),
(de zode) onderdoen:
[onderdoen] (L321p Neeritter),
(de zode) onderploegen:
[onderploegen] (L282p Achel),
(de) groes breken:
grus˱ brīǝ.kǝ (Q071p Diepenbeek),
grūs˱ brē.kǝ (Q010p Opgrimbie),
grūs˱ bręɛ.kǝ (Q161p Piringen
[(werd zelden gedaan)]
),
grūs˱ brę̄.kǝ (Q083p Bilzen, ...
Q182p Nerem,
Q168a Rijkhoven,
Q084p Waltwilder),
grǫu̯s˱ brēkǝ (Q097p Ulestraten),
(de) rus scheuren:
dǝ røs sxø̄rǝ (K353p Tessenderlo),
rø̜s sxēǝrǝ (P055p Kermt),
(een wei) plat omdoen:
plat˱ ømduǝ (Q191p Cadier
[(in één keer omploegen)]
),
(een wei) ploegen:
[ploegen] (L363p Ellikom
[(jonger dan de dries blekken)]
, ...
L416p Opglabbeek,
L361p Tongerlo),
afrissen:
āfresǝ (L383p Melick),
afschellen:
ãfsxęlǝ (Q002p Hasselt),
áfsxęlǝ (L209p Merselo),
ǭ ̞fsxęlǝ (Q002c Bokrijk),
afscheren:
ãfšę̄rǝ (Q035p Brunssum),
afzoden:
ãf˲zōi̯ǝn (L282p Achel),
akkeren:
[akkeren] (L429a Berg, ...
L428p Born,
Q035p Brunssum,
Q191p Cadier,
Q027p Doenrade,
Q087p Gellik,
P175p Gingelom,
Q002a Godschei,
Q193p Gronsveld,
L429p Guttecoven,
Q113p Heerlen,
L426z Holtum,
Q188p Kanne,
Q111p Klimmen,
L422p Lanklaar,
Q009p Maasmechelen,
Q089p Martenslinde,
Q204a Mechelen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q197p Noorbeek,
Q033p Oirsbeek,
Q198b Oost-Maarland,
P222p Opheers,
Q111q Ransdaal,
Q203a Reijmerstok,
Q175p Riemst,
Q194p Rijckholt,
Q096d Smeermaas,
Q197a Terlinden,
Q162p Tongeren,
Q014p Urmond,
Q117a Waubach),
belken:
[belken] (Q019p Beek, ...
L429a Berg,
L428p Born,
Q191p Cadier,
P175p Gingelom,
L429p Guttecoven,
L426z Holtum,
L422p Lanklaar,
Q198b Oost-Maarland,
Q098p Schimmert,
Q187p Sint Pieter,
Q096d Smeermaas,
L423p Stokkem,
Q162p Tongeren,
Q013p Uikhoven,
Q014p Urmond,
Q178p Val-Meer,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
Q005p Zutendaal),
bø̜lkǝ (Q171p Vlijtingen),
beulen:
bø̄lǝ (P113p Binderveld),
blekken:
[blekken] (K314p Kwaadmechelen, ...
K317p Leopoldsburg,
K278p Lommel,
L364p Meeuwen),
blø̜kǝ (L317p Bocholt),
blękǝ (L359p Beek
[(ouder dan scheuren)]
, ...
K358p Beringen
[(vroeger)]
,
K318p Berverlo,
K318p Berverlo,
L317p Bocholt
[(vroeger in twee keer - later ineens)]
,
L356p Grote-Brogel
[(vroeger)]
,
L286p Hamont,
K316p Heppen,
K360p Heusden,
K359p Koersel,
K317p Leopoldsburg,
P051p Lummen,
L364p Meeuwen
[(vroeger in twee keer - later ineens)]
,
K357p Paal
[(vroeger)]
,
L358p Reppel,
K353p Tessenderlo,
L354p Wijchmaal
[(vroeger)]
,
L365p Wijshagen
[(ineens diep erdoor ploegen)]
,
K361p Zolder),
blękǝ(n) (L413p Helchteren
[(in de herfst)]
, ...
L414p Houthalen,
L316p Kaulille
[(vroeger)]
,
L315p Kleine-Brogel,
L312p Neerpelt),
blękǝn (L282p Achel, ...
L353p Eksel,
L352p Hechtel,
K278p Lommel,
L314p Overpelt
[(ouder dan scheuren)]
,
L355p Peer
[(minder gebruikelijk dan omdoen)]
,
L313p Sint Huibrechts Lille),
blęʔǝ (K317a Kerkhoven, ...
K314p Kwaadmechelen),
blęʔǝ(n) (K315p Oostham),
blęʔǝn (K314p Kwaadmechelen, ...
K278p Lommel),
blę̄kǝ(n) (L314p Overpelt),
blɛʔǝ(n) (K278p Lommel),
bouwen:
[bouwen] (L270p Tegelen),
bovenaf ploegen:
bōvǝnāf [ploegen] (L288a Ospel),
bovenaf rijden:
bōvǝnaf ręi̯ǝ (K315p Oostham, ...
K353p Tessenderlo),
breken:
br ̇ēkǝ (L423p Stokkem),
breękǝn (L420p Rotem
[(ineens diep)]
),
briǝ.kǝ (P118p Kozen, ...
L422p Lanklaar
[(ineens diep)]
),
briɛ.kǝn (P184p Groot-Gelmen
[(werd vroeger niet gedaan - later soms met frees)]
),
brē ̝ǝ.kǝ (Q006p Leut, ...
L424p Meeswijk),
brē.kǝ (Q007p Eisden, ...
Q095p Maastricht,
Q096c Neerharen,
Q013p Uikhoven,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
brēkǝn (Q008p Vucht),
brēǝ.kǝ (Q009p Maasmechelen
[(jonger dan omdoen)]
),
bręǝkǝ (Q193p Gronsveld),
brę̄.kǝ (Q174p Herderen, ...
Q188p Kanne,
L371p Ophoven,
Q020p Sittard,
Q091p Veldwezelt,
Q171p Vlijtingen,
Q084p Waltwilder),
brę̄kǝ (L432p Susteren, ...
L374p Thorn,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
brę̄kǝn (Q015p Stein),
de dries blekken:
dǝn drēs˱ blękǝ (L363p Ellikom
[(ouder dan weiploegen)]
),
de groes afploegen:
dǝ grōs˱ ãf[ploegen] (Q116p Simpelveld),
de groes afschellen:
dǝ grōs˱ ãfš ̇ę ̞lǝ (Q116p Simpelveld),
de groes breken met een belkvoor:
dǝ grǫu̯s bre ̝ǝkǝ męt˱ ǝn bęlǝk˲vǭr (Q191p Cadier),
de groes kort maken:
dǝ grūs kǫrt mãkǝ (L163p Ottersum
[(met een vleugeleg)]
),
de groes kulteren:
dǝ grūs kyltǝrǝ (L192b Aijen
[(met een aparte versterkte cultivator)]
),
de groes omdoen:
dǝ grōs˱ [omdoen] (L289a Hushoven),
de groes omschellen:
dǝ grūs˱ ømsxęlǝ (L115p Mook),
de groes ploegen:
dǝ grus [ploegen] (L282p Achel),
de groes schellen:
dǝ gros šęlǝ (Q033p Oirsbeek),
de groes scheuren:
dǝ grus sxīǝ.rǝ (P053p Berbroek),
de onderste voor ploegen:
dǝ oŋǝlstǝ vǭr [ploegen] (L322p Haelen),
dǝ øŋǝrstǝ vǭr [ploegen] (L322p Haelen),
de ros afbouwen:
dǝ rǫs āf˱[bouwen] (L246p Horst),
de ros afzetten:
dǝ rǫs˱ ãfzętǝ (L248p Lottum),
de tweede voor ploegen:
dǝ twīǝdǝ vǭr [ploegen] (L416p Opglabbeek),
de watsen afploegen:
dǝ wãdžǝ ãf[ploegen] (Q116p Simpelveld),
de watsen afschellen:
dǝ wãdžǝ āfš ̇ę ̞lǝ (Q116p Simpelveld),
diep akkeren:
[diep akkeren] (Q191p Cadier, ...
P175p Gingelom,
Q116p Simpelveld),
diep bouwen:
[diep bouwen] (L192b Aijen, ...
L244c America,
L295p Baarlo,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L290p Panningen,
L270p Tegelen,
L268p Velden),
diep ombouwen:
[diep ombouwen] (L164p Gennep, ...
L115p Mook,
L163p Ottersum),
diep omdoen:
[diep omdoen] (L289a Hushoven, ...
L369p Kinrooi,
L289b Leuken,
L318b Tungelroy),
diep omvaren:
[diep omvaren] (L369p Kinrooi),
diep ploegen:
[diepploegen] (K318p Berverlo, ...
Q211p Bocholtz,
Q187a Heugem,
L332p Maasniel,
L288p Nederweert,
L270p Tegelen,
L289p Weert),
diep varen:
[diep varen] (L324p Baexem, ...
L330p Herten),
diepvoorden:
[diepvoorden] (L312p Neerpelt),
dobbelvoor rijden:
dǫbǝlvōr ręi̯ǝn (K359p Koersel),
dobbelvoord ploegen:
dǫbǝlvōrt [ploegen] (L314p Overpelt),
doorbouwen:
dø̜r[bouwen] (L215p Blitterswijck),
doorsteken:
dōrštę̄kǝ (L324p Baexem),
doorwroeten:
dø̜rvrytǝn (L282p Achel),
dreeg belken:
[dreeg belken] (Q009p Maasmechelen
[(drie vingers diep)]
),
dreeg bouwen:
[dreeg bouwen] (L290p Panningen),
dreeg omdoen:
[dreeg omdoen] (L298b Onbekend),
dreeg omvaren:
[dreeg omvaren] (L369p Kinrooi),
dreeg ploegen:
[dreeg ploegen] (L289p Weert),
dreeg varen:
[dreeg varen] (L324p Baexem),
droten:
drutǝ (Q002p Hasselt),
een voor derbovenop bouwen:
ęn [voor] dǝrbǭvǝnǫp˱ [bouwen] (L248p Lottum, ...
L266p Sevenum),
frezen:
frezen (Q160p Bommershoven, ...
Q157a Overrepen),
frēzǝ (L292p Heythuysen, ...
Q077p Hoeselt
[(jonger dan omakkeren)]
,
Q177p Millen),
frę̄zǝ (L192b Aijen, ...
P115p Duras,
Q152p Kerniel
[deze opgaven zijn afgeleid van de naam van een werktuig dat men in latere tijd voor het scheuren van grasland is gaan gebruiken]
,
P117p Nieuwerkerken),
gereedploegen:
gǝrēi̯ǝt[ploegen] (K278p Lommel),
groes akkeren:
grūs˱ [akkeren] (Q074p Kortessem),
groes belken:
grūs˱ [belken] (Q167p Koninksem),
groes omakkeren:
grūs˱ [omakkeren] (Q155p Werm),
grű̄s˱ [omakkeren] (P121p Ulbeek),
grǫu̯s˱ [omakkeren] (Q090p Mopertingen),
groes ombreken:
grű̄s˱ ømbriɛ.kǝ (P121p Ulbeek),
groes omdoen:
grus˱ [omdoen] (Q076p Romershoven),
grūs˱ [omdoen] (Q002a Godschei, ...
Q081a Heesveld-Eik,
Q079a Wintershoven),
grǫu̯s˱ [omdoen] (Q003p Genk, ...
Q005p Zutendaal),
groes omvaren:
grūs˱ [omvaren] (Q170p Grote-Spouwen),
groes onderakkeren:
grūs˱ [onderakkeren] (Q163p Berg),
groes opvaren:
grūs˱ op˲vu̯ǭrǝ (Q162p Tongeren),
grūs˱ ǫp˲vǭ.rǝ (Q168p s-Herenelderen),
groes ploegen:
grōs [ploegen] (L320a Ell, ...
L369p Kinrooi),
groes scheuren:
grūs [scheuren] (L159a Middelaar, ...
L115p Mook),
groes telen:
grūs tø̄lǝ (L265p Meijel),
groes uitakkeren:
grūs˱ áu̯.t˱[akkeren] (Q240p Lauw, ...
Q162p Tongeren),
groezen omakkeren:
grūzǝn [omakkeren] (Q077p Hoeselt),
in de akker varen:
en dǝn akǝr vārǝ (Q191p Cadier),
licht ploegen:
lext [ploegen] (L416p Opglabbeek),
licht stropen:
lex [stropen] (Q035p Brunssum),
omakkeren:
[omakkeren] (P218p Borlo, ...
Q159p Broekom,
P178p Brustem
[(meer gebruikelijk dan scheuren)]
,
P182p Buvingen,
Q094p Hees,
Q157p Jesseren,
Q152p Kerniel,
P220p Mechelen-Bovelingen,
Q177p Millen,
Q168a Rijkhoven,
P223p Rukkelingen-Loon,
Q187p Sint Pieter,
P176p Sint-Truiden,
Q181p Sluizen),
omblekken:
o ̝mblękǝ (L364p Meeuwen),
ombouwen:
[ombouwen] (L248p Lottum
[(twee voren op elkaar)]
),
omdoen:
[omdoen] (L324p Baexem, ...
L359p Beek
[(ouder dan scheuren)]
,
Q072p Beverst,
Q121c Bleijerheide,
L317p Bocholt,
L360p Bree,
Q087p Gellik,
L366p Gruitrode,
P195p Gutschoven,
L322p Haelen,
Q002p Hasselt,
P219p Jeuk,
Q009p Maasmechelen,
L319p Molenbeersel,
Q082p Munsterbilzen,
L367p Neerglabbeek
[(ouder dan scheuren)]
,
L418p Niel-bij-As,
Q117p Nieuwenhagen,
L362p Opitter,
L355p Peer,
L358p Reppel,
Q175p Riemst
[(ondiep - met de frees)]
,
Q241p Rutten,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
K353p Tessenderlo,
L318b Tungelroy,
Q075p Vliermaalroot,
P227p Vorsen,
Q172p Vroenhoven,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
Q001p Zonhoven),
omploegen:
[omploegen] (L362p Opitter, ...
L415p Opoeteren,
Q116p Simpelveld),
omrijden:
[omrijden] (P055p Kermt, ...
P117p Nieuwerkerken,
P052p Schulen),
omschellen:
ømsxęlǝ (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
ømsxęlǝn (K316p Heppen),
øę̄msxęlǝ (K358p Beringen),
omvaren:
[omvaren] (Q007p Eisden, ...
Q177p Millen,
Q082p Munsterbilzen),
omzetten:
omzętǝ (L421p Dilsen),
onderdoor bouwen:
o.ndǝrdōr [bouwen] (L246p Horst),
ondǝrdø̜r [bouwen] (L163p Ottersum),
onderuit bouwen:
o.ndǝrūt˱ [bouwen] (L248p Lottum),
oŋǝrūt˱ [bouwen] (L266p Sevenum),
onderuit ploegen:
oŋǝrūt [ploegen] (L288a Ospel),
ǫndǝrø̜t [ploegen] (K353p Tessenderlo),
onderuit rijden:
ōndǝrø̜t ręi̯ǝ (K315p Oostham, ...
K353p Tessenderlo),
ǫndǝrø̜t rę̄ǝn (K314p Kwaadmechelen),
opblekken:
ǫp˲blękǝ (K357p Paal),
opbreken:
op˱briɛ.kǝ (Q078p Wellen, ...
Q073p Wimmertingen),
ǫp˱briǝ.kǝ (P119p Sint-Lambrechts-Herk, ...
P118a Wijer),
ǫp˱briɛ.kǝ (P188p Hoepertingen, ...
Q080p Vliermaal),
ǫp˱brīǝ.kǝ (P057p Kuringen, ...
P058p Stevoort,
P056p Stokrooie
[(in twee keer)]
),
ǫp˱brē.kǝ (P050p Herk-de-Stad),
ǫp˱bręǝ.kǝ (Q158a Henis),
ophakken:
ophakǝ (P115p Duras
[(vroeger - blijkens deze term werd de grasmat ook met de hak bewerkt)]
),
oprijden:
ǫprę̄i̯ǝ (P107a Rummen),
opvaren:
ǫp˲vǭrǝ (Q188p Kanne),
ǫp˲vǭǝrǝ (P187p Berlingen),
overploegen:
ø̄vǝrplōgǝ (L321p Neeritter),
riesteren:
ristǝrǝ (P192p Voort),
ris breken:
res˱ brę̄.kǝ (L368p Neeroeteren),
ris omdoen:
res˱ [omdoen] (L417p As, ...
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek),
ręs˱ [omdoen] (P113p Binderveld, ...
P117p Nieuwerkerken),
ris ploegen:
res [ploegen] (L382p Montfort, ...
L368p Neeroeteren),
russen:
røsǝ (P048p Halen),
schaven:
šãvǝ (L322p Haelen),
schellen:
[schellen] (L295p Baarlo, ...
L324p Baexem,
Q072p Beverst,
Q211p Bocholtz,
L331b Boukoul,
L322p Haelen,
L330p Herten,
L332p Maasniel,
Q204a Mechelen,
L321p Neeritter,
Q117p Nieuwenhagen,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten,
Q117a Waubach),
sxęlǝ (L244c America, ...
P049p Donk,
L289a Hushoven,
L268p Velden),
šęlǝ (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
šɛlǝ (Q194p Rijckholt),
schervelen:
šervǝlǝ (L426p Buchten),
scheuren:
sky ̞ǝrǝ (P197p Heers
[(moderne term)]
),
skø̄rǝ (K357p Paal),
sx ̇ø̜i̯rǝ (P184p Groot-Gelmen),
sxyø̜rǝ (P120p Alken, ...
Q165p Hopmaal),
sxyǝrǝ (Q156p Borgloon, ...
P118p Kozen
[(jonger dan breken)]
,
P192p Voort),
sxyǝrǝn (L353p Eksel
[(minder gebruikelijk dan blekken)]
),
sxøę̄i̯ǝrǝ (K353p Tessenderlo),
sxøę̄i̯ǝrǝn (K314p Kwaadmechelen),
sxøę̄rǝ (L266p Sevenum),
sxø̄ ̝ǝrǝ (P178p Brustem
[(minder gebruikelijk dan omakkeren)]
),
sxø̄ ̞rǝ (P049p Donk),
sxø̄.rǝ (L286p Hamont
[(minder gebruikelijk dan blekken)]
, ...
K360p Heusden,
L414p Houthalen
[(moderne term)]
,
P051p Lummen,
L314p Overpelt
[(jonger dan blekken)]
,
K361p Zolder,
Q001p Zonhoven),
sxø̄.rǝn (L312p Neerpelt, ...
L313p Sint Huibrechts Lille),
sxø̄rǝ (P179p Aalst
[(moderne term)]
, ...
K358p Beringen
[(ineens diep)]
,
K318p Berverlo,
L247p Broekhuizen
[(in één keer)]
,
L164p Gennep,
P048p Halen,
P050p Herk-de-Stad
[(minder gebruikelijk dan opbreken)]
,
L246p Horst,
L265b Kronenberg,
L211p Leunen,
L248p Lottum,
P045p Meldert,
P176a Melveren,
L209p Merselo,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L115p Mook,
L216p Oirlo,
K315p Oostham,
L163p Ottersum,
K357p Paal
[(ineens diep)]
,
L192a Siebengewald
[(in één keer)]
,
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo,
L268p Velden,
P174p Velm,
L214p Wanssum,
P044p Zelem),
sxø̄rǝn (K359p Koersel),
sxø̄ǝrǝ (K315p Oostham),
sxø̜i̯rǝ (P173p Halmaal),
sxī(ǝ)rǝ (Q002p Hasselt),
sxīǝ.rǝn (L356p Grote-Brogel
[(jonger dan blekken)]
),
sxȳǝrǝ (L192b Aijen),
šērǝ (Q171p Vlijtingen),
ši̯ø̜rǝ (Q162p Tongeren),
ši̯ę.rǝ (Q089p Martenslinde),
šy ̞ǝ.rǝ(n) (L419p Elen),
šyø̜rǝ (Q079p Guigoven, ...
Q157a Overrepen,
Q181p Sluizen
[(met frees)]
),
šyɛ.rǝ (Q178p Val-Meer),
šøę̄rǝ (L324p Baexem, ...
Q011p Boorsem,
Q191p Cadier,
Q193p Gronsveld,
L322p Haelen,
Q088p Lanaken,
Q006p Leut,
L294p Neer,
Q096c Neerharen,
L322a Nunhem,
Q198b Oost-Maarland,
L290p Panningen,
L381b Peij,
Q012p Rekem,
Q187p Sint Pieter,
Q112z Ten Esschen,
Q008p Vucht
[(jonger dan breken)]
,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
šø̄.rǝ (L331b Boukoul, ...
Q071p Diepenbeek,
L421p Dilsen,
L370p Kessenich,
L372p Maaseik,
L371p Ophoven,
L331p Swalmen),
šø̄rǝ (L295p Baarlo, ...
Q027p Doenrade
[(vroeger met brabander - later met schijveneg)]
,
Q193p Gronsveld,
L291p Helden,
L330p Herten,
Q187a Heugem,
L292p Heythuysen,
P047p Loksbergen,
L377p Maasbracht,
L265p Meijel,
L387p Posterholt,
Q175p Riemst
[(ondiep - met de frees)]
,
L270p Tegelen,
Q101p Valkenburg,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
šø̄ǝrǝ (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden,
Q079a Wintershoven),
šēǝrǝ (Q072p Beverst),
šīǝ.rǝ (L417p As, ...
L359p Beek
[(jonger dan blekken en omdoen)]
,
Q003p Genk,
L367p Neerglabbeek
[(jonger dan omdoen)]
,
L418p Niel-bij-As
[(minder gebruikelijk dan omdoen)]
,
L416p Opglabbeek,
Q005p Zutendaal),
šȳǝrǝ (L378p Stevensweert),
snijwellen:
snii̯wɛlǝ (L322a Nunhem),
stropen:
[stropen] (Q193p Gronsveld, ...
Q113p Heerlen,
Q111p Klimmen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q198b Oost-Maarland,
Q111q Ransdaal,
Q203a Reijmerstok,
Q118p Schaesberg,
Q117a Waubach),
stroppen:
[stroppen] (P175p Gingelom, ...
P222p Opheers),
ter zaai varen:
[ter zaai varen] (L324p Baexem, ...
L331p Swalmen),
twee sneden ploegen:
twēǝ snēi̯ [ploegen] (K278p Lommel),
twee voortjes opeenvaren:
twī vø̄rkǝs ǫp˱ęi̯nvārǝ (L330p Herten),
twee voren boveneenbouwen:
twiǝ vōrǝ bǫvǝniǝn[bouwen] (L248p Lottum),
twee voren opeenploegen:
twiǝ vǭrǝ ǫp˱ęi̯.n[ploegen] (L416p Opglabbeek),
twee voren opeenvaren:
twi vūǝrǝn ǫp˱ęi̯.nvǭ.rǝ (Q005p Zutendaal),
tweeploegen:
twīǝplugǝ (K317p Leopoldsburg),
tweevoorden:
twiǝvōrdǝ (L312p Neerpelt),
tweevoren:
twiǝvōrǝ (L291p Helden, ...
L211p Leunen,
L268p Velden),
twēǝvou̯ǝrǝn (K278p Lommel),
uitakkeren:
áu̯.t˱[akkeren] (Q242p Diets-Heur, ...
Q168p s-Herenelderen),
ō ̞ǝ.t˱[akkeren] (Q160p Bommershoven),
uitdoen:
áu̯.t˱dy.n (Q168p s-Herenelderen),
uitsmijten:
ãtsmę̄tǝ (P214p Montenaken),
ǭ ̝ǝ.tsmę̄ǝ.tǝ (Q166p Vechmaal),
uitvaren:
áu̯.t˲vǭ.rǝ (Q169p Membruggen),
villen:
velǝ (L421p Dilsen, ...
Q111p Klimmen,
L422p Lanklaar,
Q008p Vucht),
voor zaai varen:
[voor zaai varen] (L321p Neeritter),
voorgoed akkeren:
vørgut˱ [akkeren] (L414p Houthalen),
wendelen:
[wendelen] (Q098p Schimmert),
zwart maken:
zwart mãkǝ (L268p Velden)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|