e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eieren opkopen en verkopen bottie (zn.): (= degene die het doet).  bottie (Jeuk), eieren ophalen: eier ophaele (Schimmert), eierhandel (zn.): eierhanjel (Melick), eierhandelaar (zn.): (dit woord kent men wel m.  ‧ɛi̯ərh‧ɛndələr (Eys), eierkoopman (zn.): éjərkòpman (Meijel), eierkoper (zn.): eierkŭĭper (Schimmert), gelden: gelje (Brunssum), handelaar (zn.): handeleer (Maastricht), handelèèr (Wijlre), handelen: handele (Sevenum, ... ), hàndələ (Epen), Note v.d. invuller (zie ná vraag 142):  handjələ (Kapel-in-t-Zand), koopvrouw (zn.): koopvrouw (Merkelbeek), marchallen: vgl. Bree. Wb. (pag. 286): marsjang, handelaar. Vgl. Fr. marchand. Soms hoort men het verbasterde marsjal.  mersjallen (Eksel), marskramer (zn.): marsjkruimer (Vlodrop), naar de markt brengen: bringe nao de mertj (Neer), naar de markt leveren: leevere nao de mertj (Neer), opgelden: opgaelle (Eys), opgèljə (Doenrade), opkopen: opkaapə (Montfort), opkaupe (Posterholt), opkoupə (Maastricht), opkoupən (Urmond), òpkòwpə (Susteren), ópkawpə (Venlo), ópkoeëpe (Tienray), opkoper (zn.): opkuiper (Sittard), sjachelen: sjachelle (Stein), verhandelen: verhandele (Itteren, ... ), versjachelen: versjaggele (Meijel) bij de boeren eieren opkopen en ze op de markt verkopen [kutsen] [N 89 (1982)] III-3-1