e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gesteven voorstuk van een overhemd bef: bef (Belfeld, ... ), bäf (Lommel), bleek: bleek (Brunssum, ... ), bleik (Geulle, ... ), boezem: buzəm (Halen, ... ), borst: boeësj (Eijsden), boors (Maastricht, ... ), boorsj (Vlodrop), bors(t) (Tegelen), borst (Echt/Gebroek, ... ), bos (Riksingen, ... ), bost (Mal), bōͅrst (Achel), boͅrs (Boorsem, ... ), boͅrst (Boekt/Heikant), bust (Kwaadmechelen), bwoͅst (Val-Meer), bórst (Tungelroy), böst (Zelem), bøst (Halen), Vero.  boës (Gronsveld), Vero. Kledingstuk voor mannen, dat vóór de opkomst van de witte overhemden als zondagsdracht over het gewone hemd werd gedragen, waaraan dan het witte boord werd bevestigd. Zie ook afb. p. 79.  bors (Tegelen), borstenhemd: boͅrstəhemə (Bree), brostehemme (Kerkrade), borsthart: boͅstheͅt (Linkhout), borstje: brősje (Bleijerheide), bərsjə (Lanklaar), borstlap: borstlap (Sint-Truiden), boslap (Diepenbeek), borststuk: borst^k (Maaseik), borststuk (Rotem), bōͅrststøk (Hamont), bo͂ͅststək (Sint-Truiden), boͅrststek (Bree), boͅrstøͅk (Stokkem), boͅststək (Linkhout), buøstøk (Zichen-Zussen-Bolder), front: front (Baarlo, ... ), froont (Mheer, ... ), froͅnt (Beringen), frónt (Panningen, ... ), frônt (Oirlo), frôntj (Holtum), frönt (Schimmert), frontje: fr(e)untje (Puth), frontje (Heerlen, ... ), fruntje (Blerick, ... ), fruntsje (Maastricht), fròntje (Venlo), fróntje (Urmond), fröntje (Venray), frøntšə (Neerharen), gesteven borststuk: gesteiven bo:stek (Rummen (WBD)), gesteven hart: gestijve hat (Grazen (WBD)), gestijfd overhemd: gesjtiefd euverhumme (Ulestraten), gestijfd voorste: t xəštift føͅjəštə (Teuven), gestijfde borst: gesjtiefde bros (Sittard), hart: ha.t (Borlo), hat (Opheers), hḁt (Borgloon), overhemd: yvərh^mp (Maaseik), ø:vərhøm (Paal), plaat: plaat (Ell), plōͅt (Ketsingen), plastron (fr.): pla.strá͂ (Rotem), pla.str~ōͅ (Opglabbeek), pla.strô (Lanklaar), plasteron (Mechelen), plastro (Hoeselt, ... ), plastron (Bocholt, ... ), plastrong (Herten (bij Roermond)), plastrōͅ (Rekem), plastrŏ (Beringen, ... ), plastro͂ͅ (Hasselt), plastroͅn (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), plāstro͂ͅ, -s, -kə (Neeroeteren), platstuk: WNT: plat (III), ss. platstuk, 3. Gewestelijk (hier en daar in Z.-Ndl.) als naam voor de beide schouderstukken van een kiel of hemd, van achteren tegen elkaaar genaaid.  plat stək (Vliermaal, ... ), smalt: [sic; WNT smalt?]  smaalt (Ottersum), stijve boezem: steͅivə buzəm (Kermt), voorfront: veurfrontj (Munstergeleen), veurfroont (Boekend), voorfrontje: vūerfruntje (Stevensweert), voorhemd: vuurhemp (Bocholtz), voorpand: vuurpand (Bocholtz), voorste, het -: vøͅjəštə (Teuven), voorstuk: het vûrstuk (Bergen), veursjtök (Beek), veurstuk (Bemelen), vuurstuk (Mesch), voorzetsel: vuurzietsel (Eijsden), zeverlap: zieverlap (Lummen) 5) gedeelte van kledingstuk dat de borst bedekt || geplooid en gesteven front in een overhemd || overhemd met gesteven voorpand, frontje || stijf wit voorboord of frontje, zg. halfhemdje || voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)] III-1-3