28678 |
honingslinger |
honingslinger:
honeŋsleŋǝr (L246p Horst, ...
L265p Meijel,
L210p Venray,
L244d Ysselsteyn),
honingslinger (Q018p Geulle, ...
L384p Herkenbosch,
K278p Lommel,
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer,
L416p Opglabbeek),
huneŋsleŋǝr (L215a Wellerlooi),
hø̄ǝneŋsleŋǝr (Q002p Hasselt),
hø̜neŋsleŋǝr (L372p Maaseik),
hō.nǝŋsliŋǝr (Q163p Berg),
hōneŋsleŋǝr (L371a Geistingen, ...
L374p Thorn),
hōneŋšleŋǝr (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
L330p Herten),
honington:
huneŋton (L215a Wellerlooi),
schleuder:
šlø̜jdǝr (Q253p Montzen),
slinger:
sle.ŋǝr (L356p Grote-Brogel, ...
L315p Kleine-Brogel,
L354p Wijchmaal),
sleŋǝr (L428p Born, ...
L421p Dilsen,
P048p Halen,
Q002p Hasselt,
K317a Kerkhoven,
P047p Loksbergen,
P045p Meldert,
Q177p Millen,
K357p Paal,
L381b Peij,
K353p Tessenderlo,
L271p Venlo),
slinger (Q003p Genk, ...
Q015p Stein,
L289p Weert,
P177p Zepperen),
sliŋǝr (Q177p Millen, ...
P176p Sint-Truiden),
slęŋǝr (Q071p Diepenbeek),
šleŋǝr (Q113p Heerlen, ...
L329p Roermond),
slingervat:
sleŋǝrvāt (Q018p Geulle),
ton:
ton (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
winde:
węjn (P120p Alken)
|
Centrifugeertoestel waarmee de honing uit de raten wordt verwijderd. Men kent verschillende uitvoeringen. De primitiefste vorm bestaat uit een doos met een gazen deksel, die met een paar touwen is opgehangen aan een stok (De Roever, pag. 577). Dit is een éénraamsslinger. Men kent verder een twee-, drie- en vierraamsslinger. Gewoonlijk bestaat een slinger uit een dunne, blikken trommel, waarin aan een verticale as een lichte kooi ronddraait Aan de binnenkant ervan worden de ramen met honing los neergezet. De ramen worden met de hand aangedreven, omdat machinale aandrijving voor deze lichte slingers niet is aan te raden. De overbrenging geschiedt met tandraderen, ofwel met tandrad en wormwiel, ofwel met riemschijven. Wenst men een grotere machine, dan is een z.g. radiale slinger meer geschikt. Hierin worden de ramen met de toplat naar buiten en de onderlat naar de as geplaatst. Door de centrifugale kracht wordt de honing tegen de wanden aan geworpen. Bij de radiale slingers kent men 20-, 30-, 40- en 50-raamsslingers. Door middel van een snijkraan kan men de honing die langs de slingerwand langzaam omlaag loopt via een conusvormige bodem, aftappen. [N 63, 123a; N 63, 122a; N 63, 123b; JG 1b; Ge 37, 173; monogr.]
II-6
|