e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hutselen dooreenrammelen: dreͅinramələ (As), dooreenschudden: dauëriënschëdde (Vorsen), hutselen: hoedzele (Roermond), hosselen (Born), hotsele (Weert), hussele (Stein), husselen (Eigenbilzen), huts`le (Kaulille), hutsele (Meijel, ... ), hutselen (Jeuk, ... ), hutsjele (Melick), høtsələ (Gennep), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  hutselen (Jeuk), WNT hutselen (variant op dit spel), Kil. hutselen, quatere, concutere (schudden, schokken), S. hutselen, freq. van hutsen schudden, schokken, verkwanselen (W.-Vl.), S. bijv. hetselen allerlei spel dat met geld geschiedt (Hasselt en elders), z. DC &amp; T., deel III, pag. 60.  (h)itsele (Hasselt), mengelen: mingele (Ingber), mischelen (<du.): misjələ (Nieuwenhagen), mischen (du.): misje (Merkelbeek), misjə (Nieuwenhagen), ondereen roeren: onger ee reure (Kerkrade), opsmijten: opsjmiete (Reuver), rammelen: pammele (Blerick), rammele (As, ... ), rammele met de zak (As), rammelen (Brunssum, ... ), rammëlë (Hoeselt), ramələ (Eksel, ... ), rongelen: rongele (Montfort), rongelen (Meeuwen), róngele (Kinrooi), rutselen: rutselen (Lommel, ... ), schokkelen: schoggele (Eigenbilzen), sjoegkele (Beesel), sjoekel (Reuver), sjokkele (Wijlre), schommelen: sjommele (Herten (bij Roermond), ... ), schuddelen: schuddele (Itteren), sjoͅGələ (Eys), sjuddele (Guttecoven, ... ), sjuddelen (Stein), sjøͅdələ (Amby, ... ), schudden: schedde (Genk), schudde (Eys, ... ), schudden (Leopoldsburg, ... ), schuidde (Montfort), schùdde (Alken), sjudde (Doenrade, ... ), sjödde (Bocholt), sjøͅdə (Echt/Gebroek, ... ), sxøͅdə (Venlo, ... ), stoten: sjtūətə (Nieuwenhagen), stuiken: sjtukə (Heerlen) Bij t kienspel hoort ge soms van uit de zaal roepen rammele: dit is n verzoek om de beurs met bolletjes te schudden zodat de goede nummers ook eens uitgehaald worden - dit is natuurlijk grappig bedoeld door de roeper die geen succes heeft in het spe || het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien] [N 112 (2006)] || Hutselen: Kansspel met muntstukjes werpen: wie het kortste vóór de lijn of op de lijn gooide, won alles wat achter de lijn lag; dan werd er kruis of munt gegooid om te zien wie wat vóór de lijn lag won. || schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren] [N 112 (2006)] || Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)] III-3-2