e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klokhuis afval: afval (Lommel), appelenkeets: appelekits (Echt/Gebroek, ... ), appelenkroos: apələkruəs (Castenray, ... ), áppel(e)kroeës (Castenray, ... ), appelhuis: appelhauəs (Beverst), appelhuis (Wijchmaal), appelkeets: appelkitsj (Sittard), appelkits: appelkits (Echt/Gebroek), apəlkētš (Mechelen-aan-de-Maas), appelkroos: apəlkruəs (Castenray, ... ), appelkruimpje: appelekräömke (dim.) (Venlo), binnenste, het -: bennostə (Sint-Huibrechts-Lille), bennəstə (Lummen), het binnenste (Halen), graat: Met staart en kruin  grôot (Tongeren), groef: graof (Hoeselt), groëf (Koninksem), grōf (Bilzen), grōͅəf (Diepenbeek), hart: hat (Kortessem), härt (Koersel), kapelletje: kappelleke (Gruitrode), kapɛləkə (Guigoven), keen: kiejen (Bilzen), kj‧an (Wellen), keets: keets (As, ... ), ketsj (Gronsveld), ketš (Meeswijk), keͅ.tš (s-Gravenvoeren, ... ), kiets (Genk), kits (Altweert, ... ), kitsch (Valkenburg), kitsj (Bleijerheide, ... ), kitsj* (Maastricht), ideosyncr. additie bij vraag 80: klokhuis  ketsj (Gronsveld), ideosyncr. klokhuis van bv. appel  ketsj (Eijsden), WBD/WLD N.B."klokkehuis" wordt genoemd "kitsj  kitsj (Grevenbicht/Papenhoven), kenen: də ki̯ānə (Sint-Truiden), keͅnen (Hechtel), kijnen (Eksel), kern: käer (Neer), kèr (Kessel), alleen het klokhuis; zie ook kroês  kèr (Melderslo), kits: ke.ts (Meeuwen), ke:tsə (Neerglabbeek), keetsen (Meeuwen), keetsj (Neerharen), ketch (Mechelen, ... ), kets (Gulpen), ketsch (Epen, ... ), ketsj (Eys, ... ), ketš (Mechelen-aan-de-Maas), kēts (Bree, ... ), kētš (Rekem), kē‧tš (Opgrimbie), keͅ.tš (Eupen, ... ), keͅdz (Kinrooi), keͅts (Heythuysen), keͅtš (Heerlen, ... ), kids (Neeritter), kietj (Rotem), kiets (Gelieren/Bret, ... ), kietsch (Amstenrade), kietsj (Borgharen, ... ), kitch (Born, ... ), kits (Baexem, ... ), kitsch (Amby, ... ), kitschs (Heythuysen), kitsj (Berg-en-Terblijt, ... ), kitš (Kanne, ... ), kitz (Grathem), kĭĕts (Echt/Gebroek, ... ), kätsch (Eupen, ... ), kètsj (Mheer), kêêts (Bocholt), dit woord is in Limburg ook hals of strot; verder voor hard: iemand met een goede kitsj; iemand die ternauwernood aan de dood is ontsnapt: het kwam hem bijkans aan de kitsj  kitsj (Ulestraten), e als duitse e in Essig  ketzj (Vaals), kits of kroos; meeste kroos  kits (Broekhuizen), uitspr. met kitsj: ein goo kitsj = een oud mens; voor iemand die bv. gauw driftig is zegt men: haol dig dien kitsj oet =- haal je verstand naar buiten.  kitsj (Geleen), Verklw. kitsjke  kitsj (Heerlen), kitsenhuisje: keetsenhieske (Neeroeteren), klokhuis: klokas (Bilzen), klokhaus (Bilzen), klokhoes (Blerick, ... ), klokhoës (Houthalen), klokhoͅəs (Heers), klokhuiou̯s (Herk-de-Stad), klokhuis (Beverlo, ... ), klokhus (Neerpelt), klokhūs (Bocholt), klokkes (Grote-Brogel, ... ), kloͅkhoͅu̯s (Bree), kloͅkhâôu̯s (Stevoort), kloͅkhø͂ͅs (Beverlo), klòkes (Montzen), klokhuisje: klokhuisken (Helchteren), klokkenhieske (Niel-bij-As), kloͅkhøͅskə (Houthalen), klokkenhuis: klokkehuis (Gulpen), klokkenhuis (Gruitrode), klokkes (Vijlen), kloͅkənhūs (Overpelt, ... ), klokkenhuisje: klokkehusken (Sint-Huibrechts-Lille), klokkenhuiske (Bocholt), klokkenhuuske (Sint-Huibrechts-Lille), kluister: kloeëster (Helden/Everlo, ... ), knots: knots (Hasselt), knūts (Beringen), kroos: groos (Venlo), kreuz (Sevenum), kroe-es (Horst), kroe.es (Maasbree), kroes (Velden), kroews (Meterik), kroeës (Baarlo, ... ), kroeïs (Maasbree), kroeəs (Leunen), kroĕs (Lottum), kroos (Afferden, ... ), kroost (Bergen, ... ), kros (Neerpelt), kroëes (Tienray), kroës (Belfeld, ... ), kroëst (Blerick), krōēs (Hout-Blerick, ... ), krūəs (Paal), kry(3)̄z (Schulen), kits of kroos; meeste kroos  kroeës (Broekhuizen), met een beetje vruchtvlees eraan; zie kèr  kroês (Melderslo), kroosje: kreuske (Venlo), kruuskə (Hout-Blerick), kruëske (Venlo, ... ), overschot: overschoot (Overpelt), övərsxoͅt (Wijchmaal), perenkits: paerekits (Echt/Gebroek), pit: pit (Koersel), pitten: de pitten (Hechtel), roof: roaf (Beverst), vlim: vlùm (Hasselt), vraan: vraan (Zonhoven), vraoën (Zonhoven), vrucht: T. appelvraag  vrao.ch (Zonhoven), wrang: vra-egen (Ulbeek), vraag (Berbroek, ... ), vraan (Zolder), vrang (Hasselt, ... ), vraug (Sint-Lambrechts-Herk), vraŋ (Schulen), vrāg (Herk-de-Stad, ... ), vroad (Tongeren), vroag (Kozen), vroheg (Beverst), vrōͅg (Herk-de-Stad), vrōͅk (Tongeren), vroͅ:x (Martenslinde), vróóg (Borlo), wragen? (Zonhoven), wrang (Zonhoven, ... ), zwaag: zwāōg (Riksingen), zwoag (Mielen-boven-Aalst), zwoəg (Borgloon), zwaas: zwaas (Halmaal), zwoaas (Mielen-boven-Aalst), zwoas (Hasselt), zwōͅs (Kortessem), zwoͅ:s (Aalst-bij-St.-Truiden), zwôâs (Montenaken) [ZND m]appelkroos || Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)] || Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)] || kern van appelen en peren: keets || klokhuis [N 82 (1981)] || klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)], [ZND B2 (1940sq)] || klokhuis (van appel, peer) || klokhuis der vruchten || klokhuis in appel of peer || klokhuis van appel || klokhuis van appel of peer || klokhuis van appels en peren || klokhuis van bv. appel [N 82 (1981)] || klokhuis van fruit || klokhuis van peer || klokhuis van pitvrucht || klokhuis van pitvruchten || klokhuis ve appel || klokhuis ve pitvrucht || klokhuis, kroontje en steeltje van een appel, d.w.z. wat na het oppeuzelen nog overschiet || klokhuis, kroontje en steeltje van een appel, d.w.z. wat ne het oppeuzelen nog overschiet || klokkenhuis van appel of peer || klokkenhuis ve appel || wat van de appel overblijft nadat het vruchtvlees is weggegeten I-7, III-2-3