e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mikken aanleggen: aanlegge (Blerick, ... ), aanleggen (Paal), aanliggə (Montfort), aanligke (Haelen, ... ), aanlikke (Herten (bij Roermond), ... ), aanlègge (Doenrade), aanlèggen (Schinnen), aanlèkke (Noorbeek), aanlèkkə (Guttecoven), alègge (Wijlre), aonlègge (Maastricht, ... ), aənlegge (Alken), ánlegge (Tienray), áá-leGGe (Schaesberg), áánliggə (Venlo), ènléggə (Meijel), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  (genau) āāléggə (Nieuwenhagen), ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus met "GG"!).  aanléGGe (As), hogen: heugen (Rijkhoven), hüügə (Beverlo), [sic]  h^y.gə (Paal), houden: van houden  hagen (Diepenbeek), limpen: [sic]  limpə (Belfeld), loeren: lo:rə (Melderslo), lu:rə (Arcen, ... ), lû:rə (Gennep), lonken: luŋkə (Maastricht, ... ), luizen: [sic]  ly:əzə (Velm), mikken: me.kə (Eys), meeke (Aubel), meke (Baelen), mekke (Opgrimbie, ... ), mekken (Diepenbeek, ... ), mekkə (Houthalen, ... ), mekə (Diepenbeek, ... ), mi-ə (Tessenderlo), mieke (Eupen), miekke (Hasselt, ... ), mik-kê (Widooie), mikde (Peer), miki (Baexem, ... ), mikke (Alken, ... ), mikke(n) (Tessenderlo, ... ), mikken (Achel, ... ), mikkn (Brunssum), mikkë (Hoeselt), mikkə (Doenrade, ... ), mikkən (Diepenbeek, ... ), mikt (Kwaadmechelen), mikə (Alken, ... ), mikən (Beverst, ... ), mièkke (Hasselt), miʔn (Kwaadmechelen, ... ), miʔə (Kerkhoven), mi’en (Lommel), mueke (Eupen), mîkə (Amby, ... ), mɛkkən (Tessenderlo), mɛkə (Waubach), 3, 106  mikkə (Roermond), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  mīkkə (Opglabbeek), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  mikke (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  (genau) mikkə (Nieuwenhagen), de kk wordt niet uitgesproken  mi-en (Tessenderlo), Hae mikde op t óngerste bulke.  mikke (Swalmen), jonger  mikə (Hasselt), meestal met voorzetsel naar, slechts zelden op  mikke (Nieuwerkerken), Op ene vogel mikken.  mekə (Niel-bij-St.-Truiden), ps. omgespeld volgens Frings!  mekə (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  mekə (Meeuwen), Voor bet. 1. vgl. ùygë [*!].  mïkkë (Tongeren), nogen: [sic]  nöjə (Raeren), ogen: aeuge (Herstappe), e.gə (Bilzen), e.gən (Bilzen, ... ), e.igə (Eigenbilzen), eige (Reppel), eigen (Neeroeteren, ... ), ejge (Zichen-Zussen-Bolder), euge (Heerlen), eugen (Bocholt), eugə (Epen, ... ), uige (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), uigen (Bocholt, ... ), uigge (Vlodrop), î:gə (Hasselt), ö.ygə (Berg, ... ), ö:gən (Rijkhoven), ögə (s-Gravenvoeren), öygə (Alken, ... ), ø.gi (Rutten), ø.gə (Bocholtz, ... ), ø:gə (Baelen, ... ), ø:jə (Walhorn), øgə (Lauw), ə.gə (Hoensbroek), ɛ.igə (As, ... ), ɛ.igən (Meeuwen), ʔø.ygə (Montfort), (ogen)  eigen (Val-Meer), arch.  ö.ygə (Mechelen-aan-de-Maas), komt van ogen  uigen (Molenbeersel), mikken met een boog  ø.gə (Mal), Rh. Wb. I, kol. 330: äugen: zielen beim Schiessen.  øͅygə (Meeswijk), staren, loeren  ö.igə (Vlijtingen), uigen  øͅigə (Mechelen-aan-de-Maas), verouderd  ö.ygə (Vechmaal), Väörste sjuts, mòste good uige.  uige (Echt/Gebroek), passen: passe (Moelingen), pegelen?: [sic]  pø.gələ (Vreren), [sic]: mikken met een geweer  pø.gələ (Mal), richten: richte (Amby), richten (Geleen, ... ), richtə (Roermond), riechte (Maastricht), riegtə (Maastricht), rigtə (Gennep, ... ), rīchtə (Heerlen), rî.chtə (Wanssum), Hae haw neet good gerichtj en sjoot mis.  richdje (Echt/Gebroek), Hiermee wordt het hoogste punt bereikt. Om dit feit aan te geven wordt er een berketak en/of nederlandse vlag aan vastgemaakt. Zie ook: pannebie:r.  richte (Venray), t Gewaer op emes -.  richte (Swalmen), schieten: chèten (Meeuwen), treffen: [sic]: ene sjöt mot choot konne treffe.  trɛfə (Amstenrade), uizen: [sic]  y:əzə (Nieuwerkerken), viseren: vize:rə (Aubel), wieren: Vgl. WNT: wieren (II), kijken; overal om zich heen kijken, rondzien; uitzien.  wirə (Neerglabbeek), zielen (du.): siele (Vijlen), tsi:lə (Bocholtz, ... ), Met et jewear no ene voogel tsiile.  `tsī:lə (Gemmenich) 1. Mikken (met n wapen). || 1. Mikken. || 2. Mikken. || [I]. 1. Mikken (met schietwapen). || doelen [SGV (1914)] || lonken (mikken) [RND] || Mikken. [Willems (1885)] || Mikken: [Mikken]. || Mikken: Ogen op een doel dat men tracht te treffen. || Mikken: schieten. || Ogen: Scherp kijken, mikken. || Oogen; mikken bij het schieten. || Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)] || Overeind zetten van spanten en het leggen van de nokbalk bij een bouwwerk. || Richten bij het schieten. || Richten. || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] || Scherp kijken, mikken. || Tsiile: Zielen. III-3-1, III-3-2