20598 |
muik |
appelkoot:
appelkoet (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
bermhaal:
bermhāāl (L265p Meijel),
bocht:
boogt (L265p Meijel),
groeve:
grūf (K314p Kwaadmechelen),
hooi:
in het hui; geen apart woord, kinderen bewaarden het fruit in het .........
hui (Q111p Klimmen),
hooitas:
hooitas (L353p Eksel),
kaf:
in de kaaf (kaft van het koren)
kaaf (Q096p Bunde),
in het kaf; geen apart woord, kinderen bewaarden het fruit in het .........
kaaf (Q111p Klimmen),
kafhok:
kááfhòk (Q095p Maastricht),
kazemat:
bij de jeugd niet meer bekend
ko.sjəmòt (L380p Genooi/Ohé, ...
L379p Laak),
kelder:
kaller (L416p Opglabbeek),
kàllər (L416p Opglabbeek),
kluis:
klūūs (L271p Venlo),
koeling:
keuling (Q203p Gulpen),
kohotje:
koohotje (L375p Wessem),
koot:
koet (L376p Linne),
kŭŭt (L376p Linne),
kuil:
kŏĕl (L270p Tegelen),
kuil (L416p Opglabbeek),
kul (L416p Opglabbeek),
k‧ūl (L368p Neeroeteren),
als het fruit rijp is wordt het in een kuil bewaard (onder de grond)
kŏĕl (L366p Gruitrode),
onder de grond
kŭŭl (L416p Opglabbeek),
ondergronds
kŏĕl (L417p As),
lok:
look (Q029p Bingelrade),
moelde:
moelje (L321a Ittervoort),
moolj (L320p Hunsel),
in de mool (een niet meer in gebruik zijnde trog voor het onder mekaar zetten van deeg) (mar.: ???)
mool (Q096p Bunde),
molling:
molling (L327p Beegden),
mot:
de mōtte (L288a Ospel),
mout:
moeet (L386p Vlodrop),
moet (L386p Vlodrop),
mot (L323p Buggenum, ...
L321p Neeritter,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L289p Weert,
L289p Weert),
mōēt (L328p Heel, ...
L378p Stevensweert),
mót (L322p Haelen),
móét (L329a Kapel-in-t-Zand),
môêt (Q027p Doenrade),
(doffe o)
mot (L294p Neer),
iets in de mot hebben = iets in voorraad hebben
mot (L318p Stramproy),
opgegeven voor Merum (Maerem)
moeët (L330p Herten (bij Roermond)),
opgegeven voor Ool (Oeal)
môt (L330p Herten (bij Roermond)),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
moeͅt (P186p Gelinden),
mouting:
modding (L292p Heythuysen, ...
L293p Roggel),
moeting (L434a Broeksittard, ...
Q003p Genk),
motjing (L426z Holtum, ...
L377p Maasbracht),
motting (L320a Ell, ...
L326p Grathem,
L328p Heel,
L325p Horn,
L320b Kelpen,
L288a Ospel,
L378p Stevensweert,
L374p Thorn,
L374p Thorn,
L374p Thorn),
mottjing (L378p Stevensweert),
mōtjing (L381p Echt/Gebroek),
mŏtjing (L377p Maasbracht),
mŏtting (L377p Maasbracht),
mòtjing (L381p Echt/Gebroek),
mótjing (L381b Pey, ...
L381b Pey),
mótjəm (Q014p Urmond),
môtting (L320a Ell),
als kind noemde wij dat een - (de oe hel kort uitspreken wordt heden ten dage niet meer gebruikt
mŏĕ-tjing (L381p Echt/Gebroek, ...
L381b Pey),
moek met korte oe; ook wel modding (van over de maas gekomen)
modding (L300p Beesel),
wordt nog wel van gesproken
motting (L292p Heythuysen),
moutje:
moetje (L330p Herten (bij Roermond), ...
L329p Roermond,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen),
lange oeklank
mōētje (L322a Nunhem),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
motje (Q007p Eisden),
mouts-lok:
mötsjlaok (Q020p Sittard),
moutsel:
maetschel (Q198p Eijsden),
mōtsjel (Q193p Gronsveld),
mòtsjel (Q187p Sint-Pieter),
môtsjel (Q193p Gronsveld),
muik:
meuk (L328p Heel, ...
L432p Susteren),
moa-jik (L215p Blitterswijck),
moeek (L248p Lottum),
moek (L295p Baarlo, ...
L300p Beesel,
L297p Belfeld,
L297p Belfeld,
L269p Blerick,
L298p Kessel,
L298p Kessel,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L266p Sevenum,
L296p Steyl,
L268p Velden),
moenik (L291p Helden/Everlo, ...
L290p Panningen),
moeuk (L246p Horst, ...
L245p Meterik),
moeëk (L247p Broekhuizen, ...
L248p Lottum,
Q117p Nieuwenhagen,
L266p Sevenum),
moeək (L246p Horst),
moik (L192p Bergen),
mojik (L210p Venray),
mojjek (L245b Tienray, ...
L245b Tienray),
mojjik (L191p Afferden, ...
L209p Merselo,
L210p Venray),
molîk (L271p Venlo),
monnik (L265p Meijel),
mook (L266p Sevenum),
mooək (L250p Arcen),
moäk (L249p Grubbenvorst),
moëèk (L245b Tienray),
moïk (L165p Heijen, ...
L217p Meerlo),
mōēk (L267p Maasbree, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
mōĭjk (L217p Meerlo),
mōjek (L210p Venray),
mōnnik (L291p Helden/Everlo),
mŏĕk (L300p Beesel),
mŏik (L246a Swolgen),
mŏĭjik (L215a Wellerlooi),
mŏjik (L213p Well),
moͅi̯ək (L215p Blitterswijck, ...
L164p Gennep,
L214a Geysteren,
L165p Heijen,
L217p Meerlo,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L163b Ven-Zelderheide,
L214p Wanssum),
mui (Q020p Sittard),
muik (L244b Griendtsveen),
munk (Q032p Schinnen),
muuk (Q020p Sittard),
muək (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
mūūk (L286p Hamont),
mŭŭk (L265p Meijel),
màk (P047p Loksbergen),
móijik (L210p Venray),
móék (L267p Maasbree),
môêk (L245b Tienray, ...
L271p Venlo),
mø̄ək (L424p Meeswijk),
a = tussen a en e; was een geheime bergplaats
mo-ak (L246b Melderslo),
bergplaats
mo͂e͂k (L268p Velden),
dit woord werd vroeger - maar nu niet meer gebruikt
mōēk (L269a Hout-Blerick),
mar.: volgens res. wordt het eerder gebruikt als benaming voor het verstopte fruit dan voor de geheime bergplaats
mòjək (L211p Leunen),
moek met korte oe; ook wel modding (van over de maas gekomen)
mŏĕk (L300p Beesel),
moojikken = een tukje doen, eventjes slapen (zie vraag 5)
moojik (L192a Siebengewald),
ne moëk maken = fruit verstoppen, ook kasteanjes en noten
moĕk (L248p Lottum),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
møͅk (Q001p Zonhoven),
vroeger werd dit gebruikt; nu beslist niet meer
moe(w)k (L245p Meterik),
vroeger, ook noten en kastanjes
moenik (L265c Beringe, ...
L291p Helden/Everlo),
werd vroeger nog gebruikt
moïk (L165p Heijen),
zie vraag 5; mòike = een holte in het hooi maken waar de appel in gedaan wordt
mòik (L164p Gennep),
murg:
merg (L289p Weert),
murg (Q035p Brunssum, ...
Q118p Schaesberg),
mörg (L429p Guttecoven, ...
Q030p Schinveld,
Q097p Ulestraten),
rotting:
rótting (L320b Kelpen),
schap:
sjaap (L298a Kesseleik),
schopje:
schŏpke (Q098p Schimmert),
spinde:
sjpin (Q028p Jabeek, ...
Q121p Kerkrade),
sjping (Q116p Simpelveld),
sjpénj (L432p Susteren),
spindje:
sjpintje (Q016p Lutterade),
stro:
in het sjtrêû; geen apart woord, kinderen bewaarden het fruit in het .........
sjtrêû (Q111p Klimmen),
versteek:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51 (gebruik bestaat niet)
vərštēͅək (Q278p Welkenraedt),
versteekplaats:
verstèk-plaats (L382p Montfort),
week:
in de weik (L320p Hunsel),
weech (Q116p Simpelveld),
week (Q030p Schinveld),
weik (L425p Grevenbicht/Papenhoven, ...
Q099p Meerssen,
L387p Posterholt,
L289p Weert),
(In de).
weik (Q111p Klimmen)
|
geheel van appels en peren in het stro of hooi bewaard om murw te worden || Kent u een woord voor een geheime bergplaats voor onrijp fruit? Vroeger legden de kinderen vruchten, vooral appels, die ze onrijp geplukt hadden, op een verborgen plekje in het hooi of stro om zacht te worden. Voorbeelden met woorden voor deze bergplaats [DC 31 (1959)] || leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)] || meuk [SGV (1914)] || meuk, bewaarplaats in het hooi om fruit te laten rijpen: kinderen hadden zon moeëk || meuk, plaats waar een muik vruchten ligt te moetingen || mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)] || voorraad appels of peren die in het hooi ligt te rijpen
III-2-3
|