29713 |
neerslaan |
afleggen:
āflɛqǝ (Q020p Sittard),
afslaan:
ā.fšlōǝ (Q121b Spekholzerheide),
kippen:
kipǝ (Q211p Bocholtz),
neerslaan:
nērslǭn (L163a Milsbeek, ...
L163a Milsbeek),
nēršlǭn (Q111p Klimmen),
omkippen:
emkepǝ (Q083p Bilzen),
ømkepǝ (Q095p Maastricht),
ømkipǝ (L322a Nunhem, ...
L270p Tegelen),
ǫmkipǝ (L381p Echt),
omslaan:
omšlǭn (L322a Nunhem),
ømslōn (L210p Venray),
ǭmšlǭn (L322a Nunhem),
optrekken:
optrękǝ (L290p Panningen),
spitskop:
špetskǫp (Q121b Spekholzerheide
[(meervoud: špetskø̜p)]
),
uit de vorm schoggelen:
ǫwt ˲dǝ vø̜rm šǫgǝlǝ, žugǝlǝ (Q083p Bilzen)
|
De gevulde kleivormen met behulp van de klapstoel op steenplankjes omkeren. Bij alle opgaven hoort stenen, brikken, etc. als object. [monogr.; N 98, 85 add.; N 98, 86 add.] || De vormbakken op de droogplaats omkeren, zodat de vormelingen met de afgestreken zijde op de bezande bodem komen te liggen. In L 381 noemde men een rij van een bepaalde lengte, ongeveer twaalf omgekeerde vormen, een slag (ēlāx) - Donkers, pag. 62. [N 98, 96; monogr.]
II-8
|