22366 |
pinkelhoutje |
brits:
bris (P218p Borlo),
goers:
goers (L364p Meeuwen),
goets:
goets (K359p Koersel),
kal:
kal (Q015p Stein, ...
L245b Tienray),
kis:
de kis (K278p Lommel),
kis (K316p Heppen),
kiskas:
kiskas (K317p Leopoldsburg),
nə kiskas (K317p Leopoldsburg),
klim:
klem (L424p Meeswijk, ...
Q010p Opgrimbie),
klim (Q007p Eisden),
kli̯m (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
Sub klimmen: Jongensspel, waarbij een aan beide uiteinden puntig blokje hout, de klim, met een stok zo ver mogelijk wordt weggeslagen, pinkelen, pinkeren.
klim (Q013p Uikhoven),
Wèè de klim t wi-jdste eweg höwt, hèèt gewonne: wie de "klim"het verst weg slaat heeft gewonnen.
klim (Q011p Boorsem),
klimmetje:
klempke (L352p Hechtel),
klimstek:
klimstek (L422p Lanklaar),
klink:
kleͅnk (K318p Beverlo),
klinker:
de klinker (K315p Oostham),
knei:
knae (L271p Venlo),
knaej (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
knɛ̄j (L271p Venlo),
kneikluppeltje:
Sub knaeje: Straatspel voor jongens. n Stokje ter lengte van 20 à 25 cm werd aan beide zijden spits gemaakt; door met n andere stok op een der toegespitste einden te slaan vloog het knaejklöppelke in de lucht. Vero.
knaejklöppelke (L270p Tegelen),
pekel:
peͅkel (K361p Zolder),
pijl:
piel (L386p Vlodrop),
pijl (L355p Peer),
päil (Q001p Zonhoven),
pikje:
pikske (P193p Mettekoven),
pinkel:
penkəl (Q001p Zonhoven),
peŋkəl (Q002p Hasselt),
piengkel (Q002p Hasselt),
pienkel (Q002p Hasselt),
pin-kel (Q002p Hasselt),
pinkel (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q156a Groot-Loon,
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
P192p Voort,
Q001p Zonhoven),
pinkəl (Q002p Hasselt, ...
P197p Heers,
P050p Herk-de-Stad),
piŋkəl (Q156p Borgloon, ...
Q071p Diepenbeek),
Sub pînkele: n "Pinkel"was een aan twee kanten taps toelopend stuk hout. Dit werd in een cirkel gelegd en er werd met een stuk hout op geslagen en vervolgens in de vlucht zover mogelijk weggeslagen. De tegenpartij moest trachten de "pînkel"te vangen en was dan aan slag.
pinkel, pînkel (L289p Weert),
pinkelaar:
pinkelleer (P114p Runkelen),
pinkelstekje:
pinkelstekske (P197p Heers),
pinkəlsteͅkskə (P176p Sint-Truiden),
pinker:
peŋkər (Q117p Nieuwenhagen),
De - sloon.
pinker (Q095p Maastricht),
pinnetje:
de e wordt als ee uitgesproken
penneke (P219p Jeuk),
stekje:
stekje (P181p Muizen),
stekske (Q078p Wellen),
zeug:
zoog (L352p Hechtel),
zoog (zeug) (L420p Rotem)
|
[Een aan beide uiteinden puntig blokje hout]. || [Jongensspel - stokspel]: Puntig stokje. || [Stokje bij knaeje]. || Het kleine stokje dat wegvliegt [kal, kis, giet, goes, goers, hil]. [N 88 (1982)] || Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)] || Klim: Houten stokje aan weerskanten gescherpt, (ongeveer vorm en dikte van een sigaar), gebruikt bij het kinderspel KLIMHOUWEN. || Oud kinderspel. || Pinkel: 1. Puntig houtje, bij het pinkelen gebruikt (z. ald.). || Pinker (springstokje). [ZND m] || Pinker: a) puntig houtje bij het pinkeren. || Speeltuig van jongens.
III-3-2
|