e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pupil appel: appel (Geleen), het zwart van de ogen: t zwot van d`ooge (Bilzen), kapje: kɛpkə (Loksbergen), kijker: kieker (Maasbree, ... ), kiëk`r (Bocholt), kiëker (Maasbree), kīëker (Sevenum), i.e. pupil.  kieker (Nunhem), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  kiekers (Eksel), kindje: het kientje van oer oog (Hoepertingen), kenṣə (Montzen), ki-jntsje (Borgloon), kiendsje (Vlodrop), kientjə (Kapel-in-t-Zand, ... ), kindje (Jeuk, ... ), kinneke (Lommel), kintje (Vorsen), kénkə (Loksbergen), kíntsje (Gors-Opleeuw), kɛ.ənəkə (Eksel), (v.h. oug)  kientje (Herten (bij Roermond)), PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  kientje (Jeuk), licht: lēēch (Reuver), maantje: mòònkes (Ittervoort), möänke (Tungelroy), oog: oeëg (Venray), oogappel: (oeëgappel?) (Eksel), auchappəl (Grevenbicht/Papenhoven), augappel (Maastricht, ... ), oeĕgappel (Achel), oegappel (Zolder), oeëgappel (Tienray), oogappel (Alken, ... ), oogappul (Brunssum), ougappel (Maaseik, ... ), ŏŭgâppel (Schimmert), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  oeëgappel (Eksel), oogpunt: aug-punt (Geulle), popje: pūpkə (Nieuwenhagen), puntje: puntje (Meijel), pupil: p`pil (Kaulille), pepil (Bree, ... ), poeppil (Kerkrade), pupiel (Houthalen, ... ), pupil (Achel, ... ), puppil (Nieuwstadt, ... ), pupél (Maastricht), puupil (Hulsberg, ... ), pūūpil (Heel, ... ), pŭŭpil (Gennep, ... ), pø.pe.l (Eys), pø.pel (Ingber), pəpe.l (Eys), pəpil (Heerlen, ... ), pəpél (Kinrooi), (j.)  pupiel (Zolder) Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)] || Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)] || oog: ooglid [N 10a (1961)] || pupil van het oog || Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt (pupil, kijker, oogappel). [N 106 (2001)] || Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)] III-1-1