33464 |
ruimte voor een teruggebouwde poort |
afdak:
af˱dak (P046p Linkhout),
binnengang:
bęnǝgaŋk (Q086p Eigenbilzen),
deurgespan:
dø̄rgǝspan (L326p Grathem),
deurnis:
dø̄rnes (L270p Tegelen),
gat:
gats (L420p Rotem),
hoek:
hōk (L318b Tungelroy),
hooitrek:
hø̜i̯tręk, hūi̯tręk (L372p Maaseik),
inbouw:
ēnbuu̯ (Q007p Eisden),
inham:
enham (Q156p Borgloon, ...
Q093p Rosmeer),
inhoek:
enhōk (L317p Bocholt),
inhoek van de poort:
ē ̞nhuk ˲van dǝ pu̯ó̜t (Q177p Millen),
inspring:
enspreŋ (K317p Leopoldsburg),
insprong:
enspruŋ (P045p Meldert),
enspruŋk (P176p Sint-Truiden),
i ̞nsproŋk (Q080p Vliermaal),
insproŋ (K358p Beringen),
ęi̯nspro ̝ŋk (Q156p Borgloon),
ęnsproŋk (P218p Borlo, ...
P175p Gingelom),
ęnsprǫŋk (Q077b Nederstraat),
invaart:
envārt (L291p Helden, ...
L378p Stevensweert),
ēnvǭǝt (P174p Velm),
kapel:
kǝpɛl (P048p Halen),
muurinsprong:
mȳrenspruŋk (P048p Halen),
oogstvaart:
ǫu̯xst˲vārt (L372p Maaseik),
op de kiezel:
ǫp ˲dǝ kizǝl (Q106p Bemelen),
portaal:
pǝrtǭl (L360p Bree),
portiek:
pǝrtīk (L360p Bree),
sparing:
špāreŋ (Q099q Rothem),
sprongetje:
šprøŋskǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Vóór een teruggebouwde poort in de lange gevel is een vierhoekige ruimte die aan een zijde begrensd wordt door de poort, aan twee andere zijden door de inspringende buitenmuur. De benamingen kunnen hetzelfde zijn als voor de terugwijkende dakrand boven deze ruimte (zie dat lemma, 4.2.1). [N 4A, 36]
I-6
|