e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schemeren avond worden: ⁄t wurt oavent (Susteren), de schemer houdt al: də sxémər haytal (Paal), deemsteren: diemsteren (Neeroeteren), t diemstert (Lanklaar, ... ), demeren: Osp.  deêmere (Ospel), donker worden: dónker wéére (Meijel), men kent wel het bovengenoemde!  ’t wèèrd dónker (Herkenbosch), onbekend. Wel: het wordt donker.  twyrdoŋkəl (Maaseik), duister worden: ⁄t wuurt duuster (Hoensbroek), duisteren: deisteren (Stokrooie), grauw worden: ’t begint grauw te wèère (Boukoul, ... ), men kent wel het bovengenoemde!  ’t wèèrd grauw (Herkenbosch), grauwen: het begint al wa te grauwen (Hamont), yroͅ:wə (Venray), ’t begintj te grawwe (Ospel), ⁄t grouwe (Limbricht), het grauwen  t ràwə (Opglabbeek), het grouwt (werkwoord)  ’t gràuwt (Lanklaar), half verlicht: half verlicht (Oirlo), halfdonker: halfdonker (Hoensbroek), het is aan het schemeren: Geen zelfstandig naamwoord; enkel het werkwoord wordt gebruikt.  (h)et ès an`t scheemere (Hasselt), het schemert me voor de ogen: ’t sjeemert mich veur de auge (Boukoul, ... ), ⁄t skimərt vər mən ougə (Hoepertingen), #NAME?  ət šemərt max foͅr gən owe (Sint-Martens-Voeren), donker worden.  ⁄t begos te sjemere veur m⁄n ōge (Heugem), duizelieg.  het sjemert mig veur mien auge (Guttecoven), duizelig worden  ’t sjiemert me vurde oe:ege (Meijel), Gezegd als het licht of een kleur te sterk voor de ogen is.  et sjeemertj mich (veur de auge) (Haelen), Nb. = niet in verband met het weer nl. sterretjes zien.  sîmərə vyrdən(dèin)oͅugə (Maaseik), t draait me voor de ogen, zo "misselijk"ben ik.  het sjeemert mich veur de auge (Melick), Wel bij bovenvermelde, maar niet bij scheiding tussen dag en avond. Toch is dit verschil erg vaag.  ’t sjeemerde mich vör de auge (Panningen), in de schemeren zitten: in de sjemere zitte leecht gedeil’telik aafsjèrme (Tegelen), retemieren: Ja, als twee of meer mensen tussen licht en donker in n kamer rustig bij elkaar zitten  ze zitten te retemieren (Tegelen), schemeren: et sjeèmert (Hoensbroek), het begint te sjiēëmere (Hoensbroek), scheemert (Hout-Blerick), scheimere (Bilzen), schemere (Blerick, ... ), schemere (schemerlempke) (Oirlo), schemeren (Blerick), schemert (Venlo), schēmere (Schimmert), schiemere (Castenray, ... ), schiemeren (Heerlerbaan/Kaumer), schieëmere (Blitterswijck, ... ), schiëmere (Vrusschemig), schiëmeren (Brunssum), schīemere (Bleijerheide), schjemeren (Sittard), schèèmere (Grathem), schémere (Mechelen), sjeemere (Beegden, ... ), sjeemerə (Guttecoven), sjeemərə (Maastricht, ... ), sjemer (Stein), sjemere (Ell, ... ), sjēmere (As), sjiemere (Maastricht, ... ), sjiemero (Meijel), sjieëmere (Eygelshoven), sjieë⁄mere (Bleijerheide, ... ), sjiĕmərə (Nieuwenhagen), sjīēmere (As), sjmemere (Nunhem), sjîêmere (Hoensbroek), sjîênərə (Heerlen), sxemərə (Wellen), sxē.mərə (Hasselt), sxiəmərə (Loksbergen), sxèmərə (Beringen, ... ), sxémərə .. (Beringen), sxɛimərə (Sint-Truiden), sɛmərən (Dilsen), šemərə (Sint-Martens-Voeren), šē.mīren (Bree), šieͅmərə (Wintershoven), šīmərə (Opglabbeek), tsxemərt (Wellen), ut schemert (Blerick), veer zitte nog get te sjeëmere (Mheer), zit gèr te schjemeren (Sittard), ət sxēmərt (Lanklaar), ’sjemere (Reuver), ’t begint gauw te sjeeͅmere (Boukoul, ... ), ’t begint te schiemere (Bergen), ’t begint te sjemeren (Egchel), ’t sjeemertje (Ell), ’t sjemert (Maasbracht, ... ), ’t sjemert al vreug dees daag (Roermond), ’t sjiemerjt (Herten (bij Roermond)), ⁄t begint te sjeemere (Sittard), ⁄t schemert (Schimmert, ... ), ⁄t schjemert (Nieuwenhagen), ⁄t sjeemert (Susteren, ... ), ⁄t sjemert (Maastricht, ... ), ⁄t sjîêmert (Hoensbroek), #NAME?  schemeren (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), shiemere (Kerkrade, ... ), sjemere (Maasbracht, ... ), sjīēmere (Waubach), sxijəmərə (Hasselt), sxīəməri (Hasselt), ⁄t sxēmərt (Linkhout), (bie ei schemerlempke).  schemeren (Weert), (bij het opgaan van de zon gezegd als er nog weinig licht is): t sjeemert.  sjeemere (Limbricht), (in de schemer zitten)  sjeimeren (Mechelen), (overgang van licht naar donker)  sxémərən (Lommel), (s morgens en s avonds).  sjēmere (As), (t wordt dag/nacht).  ⁄t sjieemert (Bleijerheide), 1) het vallen van de avond 2) rustig en stil in de schemering zitten  sjemeren (Spaubeek), 1) overgaan van licht naar donker. 2) s avonds alleen de schemerlampen aanhebben in de kamer.  sjemere (Tegelen), = gezellig bij elkaar zitten (rond de kachel bijv.) voordat de lamp (petroleumlamp) AANGESTOKEN werd. Andere uitdrukkingen (zie bijlagen): - gréllig wa@r = regen en vrij harde wind. - et raengelt dét et zeik//et güt = harde regen. - waaterkaat = koud wee  sjeemere (Maasniel), = hij bloost (vergelijk de studentenuitdrukking: Hij kachelt = Hij bloost  he schiemert (Kerkrade, ... ), = in de schaduw (schieëmer = schaduw) gaan zitten; ook schieëm = schaduw.  schieëmere (Heerlen), = schemeren, b.v. als de avond begint te vallen en als je s avonds in t halfdonker zit.  schemere (Roermond), = stralen, schitteren  šímərə (Ketsingen), als het donker wordt.  sjeemere (Echt/Gebroek), Als het na donker iets licht wordt.  et begintj te schemeren (Ospel), als het nog niet helemaal donker is zonder licht zitten.  sjemere (Swalmen), Als het s avonds donker begint te worden!  ’t sjemert (Tegelen), als ¯t Nederl.  schemeren (Velden), bij morgen en avond.  sjemere (Stevensweert), d.w.z. t wordt stilaan avond.  ⁄t sjeëmert al (Mheer), dat is als de overgang s avonds van licht naar donker plaats heeft.  schiemere (Nieuwenhagen), dit is t laatste daglicht - vlak voor t vallen v.d. avond  schiemeren (Schimmert), Dit woord wordt gebruikt bij t vallen van de avond.  sjiemere (Gronsveld), Dit wordt wel gebruikt als men nog even in het halfdonker wil zitten.  ja (schemeren) (Venlo), donker worden  sxiəmərə (Hasselt), donker worden, ook figuurlijk  šēͅmərə (Rekem), Donker worden.  schaemere (Sevenum), donker worden.  schemere (Velden), schemeren (Roermond), schiemeren (Milsbeek, ... ), sxémərə (Leopoldsburg), Doorgaans wordt hiervoor het werkwoord gebruikt.  ṣymərə (Stokkem), duister worden (zelden gebruikt).  šémərə (Bocholt), het begint avond te worden  ⁄t šžümərt (Mechelen-aan-de-Maas), het begint licht of donker te worden  sjemere (Houthem), Het naamwoord wordt niet gebruikt.  ət bəgint tə sxēmərə (Herk-de-Stad), Het sjummerde mich väör de ouge.  sjummere (Echt/Gebroek), het vallen van de avond  šēͅmərə (Teuven), het wordt donkel  šeͅmərt (Boorsem), Hieronder verstaan we: het gezellig bijelkaar zitten tussen licht en donker. Bv. "Laot ôs nag get blieve sjemere". (Maak nog maar geen licht aan). "Weej sjemere gaer". (Zitten graag tussen licht en donker). Enkele zegswijzen, betrekking hebbend op of verband houdend met het weer: "Friedigs waer - Sôndigs waer"Zoals t weer op Vrijdags is, zo zal t ook de daarop volgende Zondag zijn. "Bläoskes op t water - nag 3 daag raege""t raegent aaj wiever"(oude wijven) Buitengewoon zware regenbui. "De zôn kiek mig zoë verneukerig (bedrieglijk) Ze schijnt wel, maar meent er niets van; er zal wel regen komen. "Op dae vent kèns-se net zoë vuël op aan as op t waer"n Volkomen onbetrouwbaar persoon. "n Gezig wie zeve daag raegen"n Nors, stuurs en ontevreden gezicht.  sjemere (Tegelen), i.e. de schemering.  t schemert (Hasselt), in de schemerdonker zitten (zonder licht)  sjemeren (Maastricht), in de vooravond zonder licht in de kamer zitten.  sjemere (Buchten), In het halfdonker zitten.  schiemere (Weert), in overgang tussen licht en donker doezelend rond kachel zitten  sjeemere (Puth), in t donker zitten  sjeemere (Urmond), Langzaam donker worden.  sjemeren (Egchel), men kan moeilijk zien zonder verlichting en toch is het niet donker  ⁄t sxemərt (Wellen), met het woord schemeren wordt aangeduid, wanneer mensen s avonds in hun huiskamer zitten met "veel"schemerlampen aan en de gordijnen open!!  schemeren (Lutterade), Nb. 1: Een andere betekenis van "sjeejmere"is niet helemaal (geestelijk) normaal zijn. Bijv. "t sjeejmert m al ei bitje"= je moet hem niet voor 100% nemen, hij haalt alles door elkaar. Nb. 2: "sjeejmere"wordt ook gebruikt in de betekenis van: iets duidelijk worden, een licht op gaan, langzaam begrijpen. Bijv. Toen begoor t mich te "sjeejmere"= Toen werd het mij duidelijk.  sjeejmere (Born), Nb. dit is gezellig samen zitten in de schemer.  sjeemere (Posterholt), Nb. worden beiden door elkaar gebruikt. B.v. ut schiemert; vier zitte te schemere.  schemeren (Maastricht), Nb. worden beiden door elkaar gebruikt. B.v. ut schiemert; vier zitte te schiemere.  schiemeren (Maastricht), Nb. wordt ook figuurlijk gebruikt. t begint mich te sjeemere (t wordt me hoe langer hoe meer onduidelijk.  sjeemere (Roermond), Nb. wordt t overgaan van licht naar donker genoemd. Men zegt ook "Hae zit get te sjeejmere": In de vroege avonduren wat zitten te praten of gewoon niets te doen.  sjeejmere (Born), nog wat in t donker blijven zitten voor het licht wordt aangemaakt  sjemere (Urmond), opkomen v.d. zon s morgens  šeͅmərə (Rosmeer), Opm. dit is oud Venrays!  schieëmere (Castenray, ... ), overgaan van licht naar donker en omgekeerd  snèwərə (Lommel), overgang van licht naar donker of omgekeerd. Verder: het sjéemere mich veuur de ooge.  sjiemere (Oirsbeek), overgang van licht naar donker.  het schemert (Venray), rond de kachel zitten  schemeren (Sittard), s avonds bij elkaar zitten met weinig licht, hoogstens schemerlampjes.  sjemere (Grevenbicht/Papenhoven), scheimeren (tussen licht en donker verkeren)  sxeͅimərə (Herk-de-Stad), schemere  sxēͅmərə (Mechelen-aan-de-Maas), schemere - bewegen van schaduw  šēmərə (Ophoven), schemere: donker worden of klaor worden (telkens grenssituatie wordt altijd onpersoonlijk gebruikt  šemərə (Neerharen), schemeren  sxēͅmələ (Halen), schemeren (als het s morgens licht wordt)  šīəmərə (Opglabbeek), schemeren is de overgang van dag naar nacht.  schemeren (Blerick), schemeren.  sxémərə (Beverlo), schemeren: Bijzonder op de dorpen "sjemerde"men aan dn aovend veul. Dan zaten in de "sjheim", de mannen voor de poort en bespraken dan de dorpspolitiek; of de vrouwen zaten op de "luif"(binnenplaats van het boerenerf) en kletsten over de bijzonderheden van het dagelijks gebeuren, in hun dorp viel de duisternis in, trok men naar binnen  sjemere (Sittard), schimmeren; het overgaan van licht naar donker  sxemərə (Borgloon), schimmeren; wordt gezegd van iets blinkends wat men s nachts ziet  sxeməren (Niel-bij-St.-Truiden), sjeemere - donker worden  šēmərə (Stokkem), sjemere  šēmərə (Stokkem), sjiemere  šī(ə)mərə (Diepenbeek), sjimere:- vallen van de avond - opkomen van de dag  šemərə (Hoeselt), sjimmere: het begint donker te worden  šemərə (Hoeselt), sjimmeren  šĕmər⁄n (Diepenbeek), steeds gebruikt als zelfstandig nw. in betekenis van het vallen v.d. avond.  schemere (Kwaadmechelen), t begint donker te worden  schemeren (Sittard), t begon al iets te schemeren.  ’t begos al get te sjemere (Horn), t invallen van den avond. sjeemerlicht (s morgens).  sjeemeren (Maasniel), t schemert  tšemərt (Smeermaas, ... ), t schemert (valavond) = het is aan het donker worden  ət šēmərt (Rotem), t schiemert me voor de ogen, afwisselend schitteringen en donkerte voor de ogen - het beeld gaat weg en komt weer  šimərə (Tongeren), t schimmert, t schemert: opkomen van de dag  t šemərt (Romershoven), Tijdens de overgang van licht naar donker bij de schijnende kachel zitten, zonder licht te ontsteken.  sjeemere (Tungelroy), Tussen licht en donker in een kamer rustig verblijven.  schemeren (Venlo), tussen licht en donker.  schemeren (Hout-Blerick), sjiemere (Gronsveld), van leeg nao dònker; s aovens met klein lampe kèpkes aon zitten.  sjemeren (Wijk), van licht naar donker overgaan  šeͅmərə (Val-Meer), Vb. In de vooravond van de winteravonden zit het boerengezin - voordat de lamp aangaat - te "sjeemere".  sjeemere (Heythuysen), vb. met spiegel de zon in iemands ogen weerkaatsen  sxēͅmərə (Borgloon), voor licht dat doorschijnt. het sjemert mig veure ouge; sjeem = schaduw.  sjimmere (Montfort), vur de oeëge sjiemmere, voor de ogen schemeren  sjiemmere (Meijel), wanneer het donker begint te worden  sxeͅmərə (Borlo), weinig gebruikt = schemeren (waarschijnlijk noordelijk invloed)  šeͅmərə (Maastricht), Wordt gebruikt voor zon duistering, dat men de lamp moet aansteken.  schīēmere (Jabeek), wordt gebruikt zoals vermeld bij vraag 49!  sjieëmere (Ulestraten), zalig niets doen totdat t licht aangaat; in de winter extra lang om licht te sparen bij t vuur v.d. haard.  schiemeren (Oost-Maarland), zelfde gebruik als schemering in t ABN.  schemeren (Heer), schijnen: B.v. de schémerlamp schémêrt.  schijnen (schienen) (Roosteren), tussen dag en avond: tussen dag en avond (Vrusschemig), tussen licht en donker: tösse leecht en dónkel (Thorn), vallen van de avond: ⁄t valle van de aovend (Schimmert) aanbreken van de dag || donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || het aanbreken van de dag [lamieren, krieken] [N 91 (1982)] || Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] || schemeren [ZND m], [ZND m], [ZND m] || schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4