e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoven opzetten in een hok aan gasten zetten: aan gasten zetten (Helden), afjassen: āfjasǝ (Margraten), bokken: bøkǝ (Nerem, ... ), bø̜kǝ (Bommershoven, ... ), bǫkǝ (Henis, ... ), gasten: gastǝ (Leunen), hokken: hykǝ (Dorne), hǫkǝ (Kerkrade, ... ), hopen (ww.): hø̄pǝ (Gulpen, ... ), hø̜̄fǝ (Bleijerheide), hø̜̄pǝ (Ten Esschen), hø̜i̯.pǝ (Elen, ... ), hø̜i̯pǝ (Berg, ... ), hō.pǝ (Genk), hǫu̯.pǝ (Dilsen, ... ), hǭpǝ (Koersel), ø̜u̯.pǝ (Maaseik), ǫu̯.pǝ (Boorsem, ... ), ˙ǫu̯pǝ (Stokkem), hopen maken: huǝp mǭkǝ (Kerkhoven), hyp mākǝ (Helchteren), hø̜̄i̯p mākǝ (Tungelroy), hǭ.p mǭ.kǝ (Kanne), hopperen: høpǝlǝ (Bommershoven), hø̜pǝrǝ (Sluizen), hǫpǝlǝ (Groot-Gelmen, ... ), hǫpǝrǝ (Jeuk, ... ), huiken: hű.kǝn (Opoeteren), (met name gezegd van haver)  hukǝn (Bocholt, ... ), huiken zetten: huiken zetten (Gruitrode), huisten: hūstǝ (Roosteren), huisteren: hō.stǝrǝ (Herderen, ... ), huiven: huiven (Vliermaal  [(gezegd van haver)]  ), in hopen zetten: en hep ˲zętǝ (Gelieren Bret), en hȳǝp ˲zętǝn (Hamont), en hø̜i̯p ˲zętǝn (Weert), en hęi̯p ˲zętǝ (As), in huisters zetten: en hustǝrs ˲zɛtǝ (Kanne), in stuiken zetten: in stuiken zetten (Berg, ... ), jassen: jasǝ (Heer), kassen: kastǝ (Gronsveld, ... ), kasǝ (Gulpen, ... ), koppen binden: kø̜p bindǝ (Blitterswijck, ... ), mandelen: mantǝlǝ (Donk, ... ), maŋǝlǝ (Banholt, ... ), mā.ndǝlǝ (Boekhout, ... ), mā.ntǝlǝ (Gelinden, ... ), māndǝlǝ (Aalst, ... ), mandels maken: mandels maken (Brustem), mannetjes maken: mɛnǝkǝs mǭkǝ (Tessenderlo), mɛnǝʔǝs māʔǝn (Lommel), op de gast zetten: op de gast zetten (Venlo, ... ), op een hoop zetten: op een hoop zetten (Overpelt, ... ), op gasten zetten: op gasten zetten (Blitterswijck, ... ), op hopen zetten: ǫp hȳp ˲zɛtǝ (Overpelt), ǫp hø̄p ˲zętǝ (Oirsbeek), ǫp hø̜i̯p ˲zetǝ (Roermond), ǫp hø̜i̯p ˲zętǝ (Boshoven, ... ), ǫp hīp ˲zętǝ (Hasselt), ǫp hǫu̯pǝ v (Smeermaas), ǫp hǫǝp ˲zętǝ (Wijchmaal), ǫp hɛi̯.p ˲zętǝ (Opitter), op kassen zetten: ǫp kastǝ zetǝ (Vijlen), op mandels zetten: op mandels zetten (Diepenbeek, ... ), op stuiken zetten: ǫp stęyk ˲zętǝ (Beverst, ... ), ophokken: ǫphǫkǝ (Velden), opkassen: ǫpkasǝ (Heerlerheide), opperen: ø̜pǝrǝ (Blerick), ǫpǝrǝ (Haelen, ... ), opzetten: up˲zętǝ(n) (Berverlo, ... ), ǫ.p˲zętǝ (Hoeselt, ... ), ǫp˲zetǝ (Blerick, ... ), ǫp˲zę.tǝ (Sluizen, ... ), ǫp˲zętǝ(n) (Aalst, ... ), ǫp˲zęʔn (Kwaadmechelen), rechtzetten: rēx˲zetǝ (Oost-Maarland), rēx˲zętǝ (Rukkelingen-Loon), ręxt˲zętǝ (Beringen, ... ), ręx˲zętǝ (Mechelen-Bovelingen, ... ), rɛ̄.t˲zętǝ (Millen, ... ), rɛ̄.x˲zętǝ (Hees, ... ), richten: rextǝ (Haelen, ... ), ręxtǝ (Geistingen), rijen: rɛ̄n (Beringen  [(gezegd van boekweit en haver)]  ), struiken: struiken (Schulen), stuiken: stu.kǝ (Lanaken), stuiken (Tongerlo, ... ), stō.kǝ (Martenslinde, ... ), stǫu̯kǝ (Bilzen, ... ) In dit lemma komen de benamingen voor het opzetten van de stuiken aan de orde. Vergelijk ook aflevering I.3 over het opzetten van oppers, heukelingen, enz. in de weidebouw. Ook hier wordt verwezen naar het zelfstandig naamwoord in het volgende lemma. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds schoven. Ook wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de stuik, in het woordtype voorkomt, wordt dat woord steeds fonetisch gedocumenteerd, daar immers het getal niet overeenkomt met dat van het lemma ''graanhok, struik, mandel'' (4.6.14). Enig materiaal van "haver opzetten" is hier ingebracht, waar nodig met een aantekening. [N 15, 28; JG 1a, 1b, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2; Lu 2, 34.2; monogr.] I-4