e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
straatgoot beek: baek (Venlo), beek (Ospel, ... ), bèèk (Geulle), ps. omgespeld volgens RND!  bīk (Meeuwen), brede loop: breejloêêp (Venray), buis: bies (Gruitrode), bijs? (Beverst), geul: geul (Gulpen), gêûl (Schimmert), goot: de geut (Kessenich), de goot (Peer), de göt (Mheer), de gət (Meeswijk), də gŏet (Rekem), də gø͂ͅt (Lanaken), gaot (Veldwezelt), gaut (Landen), gaöt (Blerick), geut (Ittervoort, ... ), gĕŭt (Reuver), goot (Hechtel, ... ), goot/gout? (Landen), goət (Overpelt), gōĕt (Neeroeteren), gōt (Beverlo), guit (Montfort), gut (Brunssum, ... ), gūūwət (Heel), gūət (Lozen), gŭt (Vroenhoven), gwut (Eigenbilzen), gäöt (Echt/Gebroek), gèùt (Blerick), géut (Born), gêût (Melick), göt (Amby, ... ), gøt (Lanklaar, ... ), gø͂ͅt (Mechelen-aan-de-Maas), gút (Doenrade), gût (Stein), güt (Stein), gəḍ (Stokkem), gət (Rekem), n goewet (Heers), (v.).  gø.t (Eys), [goot + mouillering]  guëtsj (Merkelbeek), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  göt (Maastricht), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  goot (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  gŭt (Nieuwenhagen), goot of waterafleiding die erop lijkt  goet (Rekem), Opm. lang getrokken: boven de "ö"moet nog een nasaleringsteken staan; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  göt (Velden), ps. omgespeld volgens Frings (deze combinatieletter is niet te maken).  gø͂ͅt (Tienray), u = ue in het Franse que  gut (Rekem), vr. mv - de  gøt (Opgrimbie), graaf: graaf (Ell, ... ), graof (Ospel), gracht: de gracht (Nieuwerkerken), gracht (Linkhout, ... ), grāəcht (Stevoort), gràcht (Loksbergen), n gracht (Heusden, ... ), ne gracht (Kuringen), nə grach (Hasselt), ps. omgespeld volgens Frings!  graxt (Houthalen), grachtje: grachteken (Paal), greppel: greppel (Neerpelt, ... ), grigole: [Wel Sint-Truiden Wb. regol].  grəgol (Veulen), grub: de grhp (Rekem), de grəp (Kanne), grip (Neerpelt), grø͂ͅb (Lanaken), met de b op het einde uitgesproken  de greb (Gelieren/Bret), Van Dale: grub, (gew.) greppel, vore; drooggevallen beek; kuil, putje.  grub (Wijlre), grup (Eys), gröb (Amby, ... ), heul: de hèl (Niel-bij-As), hūl (Hasselt), héél (As), n hooəl (Stevoort), ne hool (Kuringen), ən hōl (Hasselt), oud  heèel (Opoeteren), hulte: Van Dale: hulte, (gew.) hoogte, hobbel, knobbel  ein huldje (Bocholt), heùlt (Kaulille), huld (Achel), hult (Hechtel), kal: kal (Posterholt), kanjel: kaanəl (Montfort), kanjəl (Lozen), ən kāŋəl (Lozen), kiezelgracht: kiezelgracht (Eksel), leu?: lø͂ͅe (Herk-de-Stad), loop: də loeip (Molenbeersel), luip (Tungelroy), poel?: pōəl (Maaseik), rigole (fr.): de regol (Riksingen, ... ), de rigol (Landen), de rigole (Mopertingen), də rigol (Eigenbilzen, ... ), regol (Boorsem, ... ), rigol (Heers, ... ), rigoͅl (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), rīgol (Zichen-Zussen-Bolder), ən rəgol (Gutshoven), a is kort  ragol (Rosmeer), e lijk in re-geeren  regol (Rosmeer), nieuw  regol (Opoeteren), riool: de riool (Houthalen, ... ), də rijūəl (Hamont), də riōl (Lanaken), n riool (Koersel), rie.jool (Hulsberg), rigol (Jeuk), riool (Achel, ... ), rioəl (Neerpelt), riōl (Neerpelt), riōͅl (Meeuwen), rīy(3)̄el (Opglabbeek), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  riool (Opglabbeek), rutsja?: de rutsaa (Gingelom), sloei?: sloeij (Noorbeek), slon(de)?: sjlon (Mheer), sloot: də __ leͅngs də __ : ən slout (Wellen), sleut (Sint-Huibrechts-Hern), sloet (Ulbeek), sloët (Venlo), sloͅwt (Kortessem), sluut (Rijkhoven), slöt (Hoeselt), oei zoals in het Franse oeil  sloeit (Vliermaalroot), stortgat: storsgaat (Meijel), straatgoot: de strajtgeut lengsden wieg (Hasselt), de straotgoût (Bilzen), de stroutgoot (Kwaadmechelen), de sträotgaot lengs te weeg heet kazelgoot (Zolder), də stroutgrḁcht (Lummen), straotgoot (Kleine-Brogel), stra͂tgōt (Oostham), streutgoot (Peer), stroatgoot (Neerpelt), strōətgeuət (Schulen), au zoals maure in het Frans  strautgaut (Wilderen), talud (<ofr.): Van Dale: talu(u)d (&lt;Ofr. talut), 1. (concr.) helling, glooiing, schuinte van het zijvlak van aardwerken, dijken, spoorbanen, vestingwerken.  den talu (Stevoort), triool: vgl. Bree Wb. (pag. 449): trijoal, een verbasterde vorm van riool.  trijoͅl (Bree), vliet: de vlət (s-Herenelderen), də vly(3)̄ət (Borgloon), də vlyejəet (Gutshoven), en vleuet (Wellen), n vleut (Hoeselt), vleit (Vlijtingen), vlet (Beverst, ... ), vljuit (Tongeren), vlut (Sint-Huibrechts-Hern), vləøt (Tongeren), doffe e - lang  vljet (Mal), e als in de  vlĕt (Genoelselderen), lang  vleut (Vreren), WNT: vliet (I), 2. gegraven waterloop, hetzij sloot of gracht; (...) 4. al of niet gegraven waterloop in vlak land.  vlət (Diepenbeek), voor: Van Dale: vore, voor, 1. insnijding, snede van de ploeg in een akker; -2. (overdr.) groef, rimpel.  vaor (Epen), voar (Gulpen), voor (Vijlen), vuilgoot: de vuijlgoot (Koersel), waterloop: waterluip (Haelen), zijp: siep (Pey, ... ), zie.p (Grathem, ... ), zief (Kerkrade, ... ), ziehp (Herten (bij Roermond)), ziep (Geleen, ... ), zif (Vaals), ziêp (Blerick), zīēp (Roermond, ... ), zîep (Swalmen), (v.).  zī.p (Eys), zouw: də z(ou)ə (Gutshoven), də zaw (Martenslinde), də zā (Sint-Truiden), zā (Sint-Truiden), zeow (Vlijtingen), zou (Diepenbeek), zouw (Zichen-Zussen-Bolder), zoͅw (Beringen), zów (Heerlen), zøͅ (Hasselt), gracht zelf  zouw (Val-Meer), grooter dan gut  zoâw (Vroenhoven), in den grond  zūīw (Rosmeer), in middeleeuwse teksten van het St. Tr. archief:  də zā (Sint-Truiden) De dikke buizen onder de grond [ZND 24 (1937)] || De straatgoot langs de weg [ZND 24 (1937)] || dijk [ZND 33 (1940)] || een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)] || goot (straatgoot langs de stoep) [ZND B1 (1940sq)] || straatgoot [ZND m] III-3-1