e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuiptrekken aan het breken zijn van het hart: (men zegt) hǝt hat ęs an brēkǝ (Waasmont), bibbelen: bebǝlǝ (Wellen), de laatste stuipen trekken: dǝ løtstǝ stīpǝ tręjkǝ (Opglabbeek), de laatste stuipen zijn: (men zegt) dat zent dǝ lɛtstǝ štypǝ (Kerkrade), de zenuwen werken: de zenuwen werken (Diepenbeek), dǝ zēnǝwǝ wɛrkǝ (Tongeren), de zenuwen werken nog: dǝ zenǝvǝ wørkǝ nǫx (Kuringen), er niet goed mee eens zijn: (men zegt) ęj es ǝ r ni guǝt mǝ ɛns (Neerpelt), het zijn de zenuwen: (men zegt) tzē̜n dǝ zønǝwǝ (Kaulille), natrekken: nǭtrękǝ (Herten), nog houwen: (men zegt) a hø̜jǝt nǫx (Nuth), nog leven: (men zegt)het leeft nog (Beringen), nog leven erinhebben: (men zegt) ęr hēt nox lęvǝn īn (Veldwezelt), nog leven van de zenen: (men zegt) dǝ zęjnǝ lēvǝ nox (Sint-Truiden), nog leven van het hart: (men zegt) ǝt hat lęf nox (Borgloon), nog met de poten trekken: (men zegt) hɛ trɛkt nax mɛt tǝ pȳǝt (Helden), nog niet dood zijn van de nerven: (men zegt) dǝ nęrvǝ zin nox ni dōt (Mal), nog niet kapot zijn: (men zegt) hęj es nox nī kǝpot (Leunen), nog trekken: (men zegt) hɛ trɛktj nǫx (Tungelroy), nog trekken van de nerven: (men zegt) dø nɛrvǝ trɛkǝ nox (Eys), snakken: snakǝ (Maaseik), spartelen: spatǝlǝ (Bilzen, ... ), spɛrtǝlǝ (Heugem), špartǝlǝ (Buchten), špɛrtǝlǝ (Swalmen), spieretrekken: spīrǝtrękǝ (Maasmechelen), spiertrekken: spērtrɛkǝ (Heythuysen), spīrtrɛkǝ (Berg / Terblijt, ... ), spuchten maken: spøxtǝ mākǝ (Venlo), stoeken: tsukǝ (Kerkrade), štukǝ (Herten), stuipen trekken: štypǝ trɛkǝ (Terwinselen), stuiptrekken: stuiptrekken (Maasbracht), stuptrē̜kǝ (Weert), stuptrękǝ (Tungelroy), styptrękǝ (Neeritter), styptrɛkǝ (Boekend, ... ), stȳptrɛkǝ (Opitter, ... ), stūptrękǝ (Nieuwerkerken), stūptrękǝn (Neerpelt), stɛptrękǝ (Grazen), štyptrękǝ (Tegelen), štyptrɛkǝ (Gulpen, ... ), štȳptrękǝ (Horn), trappelen: trapǝlǝ (Blerick), zenuwen hebben: (men zegt) hǝt hęt zenǝvǝ (Linkhout), zenuwtrekken: zenuwtrekken (Alken), zīnøwtrękǝ (Weert), zenuwwerken: zenǝfwɛrkǝ (Lummen), zich nog stijpen: (men zegt) ǝt štipt zex nǫx (Hoensbroek), zich nog trekken: (men zegt) hij trekt zich nog (Rotem) Als de slachter het dier geschoten en gestoken heeft, blijft het nog enige tijd spartelen ten gevolge van het onwillekeurig samentrekken der spieren. [N 28, 16; monogr.] II-1