32804 |
vol |
[eg]vol:
[eg]˲val (Q175p Riemst),
[eg]˲vǫl (Q168a Rijkhoven, ...
L192a Siebengewald),
baan:
bān (L265b Kronenberg),
bǭn (L115p Mook, ...
L163p Ottersum),
brede vol:
briǝi̯ vǫl (L246p Horst, ...
L248p Lottum),
br˙ɛ ̝i̯ vǫl (Q191p Cadier, ...
Q116p Simpelveld),
eggespoor:
ęgǝspǭr (L265b Kronenberg),
gaan:
gø̄ ̞n (L291p Helden),
gang:
ga.ŋk (L292p Heythuysen),
geëgde baan:
gǝęgdǝ bān (L192b Aijen),
gleuven:
glø̄vǝ (L115p Mook),
grote vol:
gruǝtǝ vǫl (Q192p Margraten),
grūǝtǝ vǫl (L192b Aijen),
halve vol:
hálǝf ˲vǫl (Q079a Wintershoven),
hāf˲ vǫl (Q077p Hoeselt, ...
Q090p Mopertingen,
Q076p Romershoven),
kleine vol:
klē̜nǝ vǫl (L192b Aijen),
klęi̯n vǫl (Q192p Margraten),
klɛŋ vǫl (Q194p Rijckholt),
lichte vol:
lextǝ vǫl (Q192p Margraten),
schraampjes:
šrø̜̄mkǝs (Q193p Gronsveld, ...
Q192p Margraten),
schramen:
šrǭmǝ (Q192p Margraten),
sleufjes:
slø̄fkǝs (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163p Ottersum),
smale vol:
smāl vǫl (L246p Horst, ...
L248p Lottum),
šmāl vǫl (Q191p Cadier, ...
Q116p Simpelveld),
strepen:
strīǝpǝ (L192b Aijen),
strijpen:
stripǝ (L209p Merselo),
štrīpǝ (Q191p Cadier, ...
Q193p Gronsveld),
vol:
val (Q178p Val-Meer, ...
Q171p Vlijtingen),
vol (L359p Beek, ...
L331b Boukoul,
L368p Neeroeteren,
L331p Swalmen,
L361p Tongerlo),
vǫ.l (Q002p Hasselt, ...
L246p Horst),
vǫl (L192b Aijen, ...
P120p Alken,
L295p Baarlo,
L324p Baexem,
Q196a Banholt,
Q072p Beverst,
Q160p Bommershoven,
Q011p Boorsem,
L426p Buchten,
Q191p Cadier,
L421p Dilsen,
Q007p Eisden,
L363p Ellikom,
Q087p Gellik,
Q193p Gronsveld,
L366p Gruitrode,
Q079p Guigoven,
L322p Haelen,
Q081a Heesveld-Eik
[(pl vǫls)]
,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
Q157p Jesseren,
Q074p Kortessem,
P118p Kozen,
L211p Leunen,
L248p Lottum,
Q192p Margraten,
Q089p Martenslinde,
L424p Meeswijk,
P176a Melveren,
Q196p Mheer,
L319p Molenbeersel,
Q090p Mopertingen,
L367p Neerglabbeek,
Q096c Neerharen,
P117p Nieuwerkerken,
L416p Opglabbeek,
Q010p Opgrimbie,
L371p Ophoven,
L415p Opoeteren,
L163p Ottersum,
L290p Panningen,
Q012p Rekem,
L358p Reppel,
Q194p Rijckholt,
Q076p Romershoven,
L420p Rotem,
L192a Siebengewald,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
Q013p Uikhoven,
P121p Ulbeek,
P192p Voort,
Q079a Wintershoven,
P177p Zepperen),
v˙ǫl (Q116p Simpelveld),
volletje:
vǫlkǝ (Q007p Eisden),
volt:
(pl vǫltǝ)
vǫlt (P050p Herk-de-Stad, ...
Q084p Waltwilder),
zol:
zǫl (L317p Bocholt),
zware vol:
šwūr vǫl (Q192p Margraten)
|
Een vol is de strook grond die men bij de manier van eggen als bedoeld in het vorige lemma, op de heen- of terugweg onbewerkt laat, om hem na de volgende draai "vol" te eggen; zie afb. 74 t/m 76. Benamingen voor deze strook liggen - veelal in de meervoudsvorm - ook besloten in de termen van het vorige lemma. De enkele vol is smaller dan de normale egbaan en gewoonlijk niet breder dan de helft daarvan. De term vol wordt soms ook wel gebruikt voor de egbaan, het door de eg getrokken spoor. Daarop zijn ook de termen aan het einde van het lemma van toepassing. Ze worden gevolgd door enige termen die betrekking hebben op de in een egbaan te onderscheiden sporen van de egtanden. [N 11A, 174 + 175; JG 1b add.; div.; monogr.]
I-2
|