19967 |
waterketel |
brouwketel:
brukę̄tǝl (Q020p Sittard),
bruwkę̄tǝl (L387p Posterholt),
brǫwkiǝtǝl (L289p Weert),
moor:
moor (Q113p Heerlen),
ton:
ton (L292p Heythuysen),
warmwaterbak:
wę.rmw ̇ātǝrb ̇ak (L362p Opitter),
węrmwętǝrbák (P120p Alken),
warmwaterketel:
warmwaterketel (L250p Arcen),
węrmwātǝrkę̄tǝl (L325p Horn),
węrǝmwātǝrkētǝl (Q095p Maastricht),
warmwaterkuip:
wɛrmwātǝrkūp (Q032p Schinnen),
waterketel:
wātǝrkētǝl (Q099p Meerssen, ...
L290p Panningen,
L318p Stramproy,
L210p Venray),
wātǝrkę̄tǝl (L294p Neer),
wętǝrkętǝl (P180p Kerkom, ...
Q078p Wellen),
waterreservoir:
wātǝrrēsǝrvwār (Q032p Schinnen),
zoetwaterbak:
zø̄twātǝrbak (L318p Stramproy)
|
De ketel waaruit het water voor het beslag wordt gehaald. Uit de woordtypen "warmwaterketel" (L 250, L 325, Q 95), "warmwaterbak" (L 362, P 120) en "warmwaterkuip" (Q 32) blijkt dat het beslagwater reeds op een bepaalde temperatuur is gebracht. In Q 99 is de waterketel van ijzer vervaardigd. [N 35, 27] || ijzeren ketel
II-2, III-2-1
|