e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worstelen borstelen: beusjtele (Lutterade, ... ), borstelen (Kesseleik, ... ), bostele (Kuringen), lutteren (<fr.): luttièrrë (Tongeren), Die twee hebben gelutteerd.  løtèirə (Niel-bij-St.-Truiden), Fr. lutter. B.v. In de kermistenten waren ze aan het luteren.  lytērə (Meeswijk), NB lutte [lyt]: Worstelen (onz.)  løtjɛrə (Tongeren), Vgl. frausëlë.  lüttièrë (Tongeren), pankrassen: Vloerevege met de tegenstander.  pankrasse (Genk), ringelen: riengele (Kerkrade), riengele, ziech (Kerkrade), ringele (Schinnen), ringen: rienge (Bocholtz, ... ), ringe (Buchten, ... ), ringen (Susteren), riŋə (Nieuwenhagen), ränge (Eupen), ziech ringe (Simpelveld), sportterm / uit D. steenbakkers  ringe (Brunssum), rulsen: rölse (Helden/Everlo), schieten: sjeete (Guttecoven), vechten: vechte (Posterholt), wanselen: [sic]  waansjele (Buchten), waaschele (Echt/Gebroek), weren: Bij dit jongensvermaak moest echt de krachtproef de doorslag geven.  waere (Herten (bij Roermond)), ps. er staat alleen z. (voor zich moet het zich of zÈch zijn? (beide vormen worden nl. in deze vragenlijst gebruikt!)  zich wêre (Valkenburg), Vgl. WNT sub weren (I): 13. Worstelen.  were (Ingber), wēͅrə (Epen), wáere (Herten (bij Roermond)), wêre (Buggenum), wêren (Sint-Odiliënberg), wɛ̄re (Belfeld), zich wêre (Heer), worstelen: waastele (Grevenbicht/Papenhoven), waors(t)ele (Venray), westele (Loksbergen), wĕustelen (Tessenderlo), wo"sele (Beverlo), wo(r)selen [woͅ:sələn} (Lommel), woarsele (Leunen, ... ), woarstele (Velden), woāsselen (Lommel), woeërselen (As), woorschele (Maasbracht), woorstele (Broeksittard, ... ), woorstelen (Blerick), woorstelle (Posterholt), wooschele (Stevensweert), woostele (Genooi/Ohé, ... ), woostelen (Geistingen), worschele (Amby), worsele (Afferden, ... ), worsjtele (Berg-en-Terblijt, ... ), worsjtelle (Vlodrop), worst`le (Bocholt, ... ), worstele (Arcen, ... ), worstelen (Achel, ... ), worstlen (Helchteren), wossele (Borgloon, ... ), wostele (Jeuk, ... ), wostelen (Jeuk), wōārsele (Blitterswijck), wōrsele (Meerlo), wōrstele (Lottum, ... ), wōrstelen (Overpelt), wōrstələ (Meijel, ... ), wōstele (Landen), wōͅrsələ (Venray), wōͅs(t)ələn (Lommel), wŏŏrstele (Grubbenvorst, ... ), wŏrschtele (Heer), wŏrstele (Asenray/Maalbroek, ... ), wŏësselen (Oostham), woͅrstələ (Bree, ... ), wurstelen (Ophoven), wursələn (Eksel), wŭrstele (Herten (bij Roermond)), wy(3)̄əsjtələ (Heerlen), wòrstelen (Hamont), wòstele (Sint-Truiden), wòstelen (Diepenbeek), wórstele (Swalmen), wôrstele (Maaseik, ... ), wôstelen (Bilzen), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  worstelen (Heers), [OVT]  worstelde (Peer), a) Ich zeen lever wórstele es boekse.  wórstele (Roermond), De koùjounge zèn wier aon t wòstele: De rakkers zijn weer aan t worstelen.  wò`stele (Kortessem), Einge vorm waarin Zol. st naar t overging (in het Zonh. algemeen, vgl. kórt, dórt tgov. Zol. kórst, dórst).  wórtele (Zolder), Het enige Zolderse woord dat de Zonhovense gewoonte heeft gevolgd om van de verbinding órst -&gt; órt te maken (b.v. dórt, kórt (dorst, korst)).  wórtele (Zolder), met lengteteken op de o  wŏrstele (Well), op het hoedje nog een streepje  wôrstelen (Heijen), ps. invuller twijfelt over dit antwoord.  worsjtele ? (Schimmert), Uitstoting van s.  wórtele (Zonhoven), wospelen: wosspële (Vorsen), Ze lagen in het gras te wospelen.  woͅspələ (Niel-bij-St.-Truiden), wrastelen: vraaschele (Oirsbeek), vraasjele(n) (Schinveld), vraatschele (Bingelrade), vraatsjele (Schimmert), vrasjele (Guttecoven), vrassele (Eijsden), vreisjele (Guttecoven), vrötschele (Mheer), Kil.: wrastelen.  vraatschele (Valkenburg), Opm. is oude benaming.  vraaschele (Heer), Opm. soms wordt het hiermee weergegeven.  vraasjele (Doenrade), wrusselen: frausele (Bilzen), frauselen (Lauw), fraussele (Bilzen, ... ), fraussele (ze zin on ɛt bossele = zij zijn aan het vechten) (Bilzen), frausëlë (Hoeselt), froesele (Eigenbilzen, ... ), froesselle (Veldwezelt), froh-sê-lê (Widooie), froselen (Diepenbeek), frousele (Genk), frouwesele (Wellen), froūssele (Borgloon), frŏuselen (Genk), frôsele (Val-Meer), De koùjounge zèn wier aon t froussele: De kwajongens zijn weer aan t worstelen.  froussele (Kortessem), Dorren, pag. 131: vraatschele.  fraəsəln (Zonhoven), Dë kènnër huinëndôog dij frausëlë nimmee wij vêe vruggër: De kinderen van nu worstelen niet meer lijk wij vroeger.  frausëlë (Hoeselt), Informeel, niet als sporttak.  frówsele (As), NB froaseleër: worstelaar.  froasel`n (Diepenbeek), Vgl. lùttërë.  frausëlë (Tongeren), Worstelen door kwajongens.  frawsëlë (Tongeren), zich krijgen: zich ens krieke (Rimburg), zich kriege (Lutterade, ... ), zich kriege mit eine (Heek), zich kriege(n) (Obbicht), zich pakken (met iemand): zich pakke mit eine (Heek), zich pakke mit ieme (Heerlen), zich pukke (Horn) *Fraasselen: Worstelen. || [De jongensspelen: 12]. Worstelen. || de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)], [N 112 (2006)] || De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || Kinderspel, n.l. stoeiend worstelen door kinderen. || Luteren: Worstelen. || Lutter: Worstelen. || Lutteren: Worstelen. || Vriendelijk worstelen. || worstelen [SGV (1914)] || Worstelen (als spel). || Worstelen (sport). || Worstelen als spel. || Worstelen, strijden. || Worstelen. [Willems (1885)] || Worstelen: (op een bepaalde wijze) met elkaar strijden. || Worstelen: worstelen. III-3-2