e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuigfles fles: (dé) fles (Eigenbilzen), de flaes (Zutendaal), de fles (Ell, ... ), de fles geve (Maastricht), de fles gève (Eigenbilzen), de flesch (Itteren), de flesj (Beek, ... ), de flesj gieëve (s-Gravenvoeren), de flès (As), de flèsj (Geleen), de flês (Hoeselt), də fles (Meijel), də flès (Maastricht), də flèsj (Nieuwenhagen, ... ), fleisj (Epen), fles (Caberg, ... ), flesch (Amby), flesj (Amstenrade, ... ), flĕsch (Schimmert), flès (Heel, ... ), flèsj (Doenrade, ... ), flés (Gronsveld, ... ), flês (Hoeselt), gaef hem de fles (Thorn), kindj haet de fles (Neer), ən flès (Maastricht), ⁄t kiend is an de fles (Meerlo), (v.).  fleͅ.š (Eys), vr.  fleͅ.š (Ingber), fles met de lots: flesch mət de loetsch (Ingber), fles met een lots: un fles met un lootsch (Wolder/Oud-Vroenhoven), fles met een lots op: fles möt einen lóts op (Bree), fles met een tut: fles met ’n tut (Maaseik), fles met een tutter op: fles möt einen tutter op (Bree), fles met lots: ein flesj mit loetsj (Schimmert), fəlès met lótsj (Maastricht), flesje: flesjke (Waubach), fleske (Horst), flĕschke (Eys), flèske (Maastricht), ⁄t fleske (Herten (bij Roermond)), fopfles: fopfles (Beesel), kinderfles: de kingerflesj (Klimmen), kinger flasch (Vaals), kingerflesj (Kerkrade), kinjərflèsj (Grevenbicht/Papenhoven), kindjesfles: kindjesfles (Maaseik), lots: loets (Sevenum, ... ), loetsch (Gulpen), loots (Maastricht), lootsj (Maastricht), lotsch (Lutterade), lotsj (Geulle, ... ), lōdzj (Caberg), lótsj (Maastricht), lôtsj (Geleen), lôêtsch (Schimmert), cf. RhWb (V), kol. 562, s.v. "lotschen II"= saugen, lutschen  lótsj (Sittard), cf. VD D.-N. s.v. "lutschen"; cf. Nijhof s.v. "lutten"(zuigen zie ook WNT s.v. "lots"zie loes; cf. WNT s.v. "loes - loeze": In Oost-Vl. vrouwenborst; in Antw. zuigdotje, speen; In het land van Waas gebruikt men "loet"; in het Z. van de Kempen lots (CV in Z.-Limb. en aangrenzende streken loetsj (Jongeneel Afl. loezen , aan een dot zabberen; in het Z. der Kempen: lotsen, zuigen; cf. VD s.v. "lutsen"3. (gew.) zuigen; cf. VD s.v. "lutten"(gew.) zuigen, lurken en s.v. "lut"1. (gew.) zuigdot  loets (Sevenum), cf. VD s.v. "lutsen"3. (gew.) zuigen  lötsj (Susteren), zie ook WNT s.v. "lots"zie loes; cf. WNT s.v. "loes - loeze": In Oost-Vl. vrouwenborst; in Amntw. zuigdotje, speen; In het land van Waas gebruikt men "loet"; in het Z. van de Kempen lots (CV in Z.-Limb. en aangrenzende streken loetsj (Jongeneel Afl. loezen , aan een dot zabberen; in het Z. der Kempen: lotsen, zuigen  lôtsj (Stein), lotsfles: loets fles (Reuver), loetsjflesj (Gulpen, ... ), lótsjfles (Maastricht), zie Cornelissen-Vervliet, dl. II, p. 780, s.v. lots, ‘zuigflesch der kleine kinderen’.  lotsfles (Genk), lutsch (du.): loetjs (Melick), loetsj (Beesel, ... ), lutsch-fles: loetsjfles (Posterholt), melkfles: melkfles (Jeuk), millukflesch (Brunssum), mèelekfles (Kanne), mèlkfles (Kinrooi), nokkel: cf. VD D-.N. s.v. "Nuckel"0.1 fopspeen; 0.2. tepel; cf. Verdam s.v. "nocken"2. zwalpen. op en neer gaan, van eene vloeistof in de keel; vgl. Kerkrade Wb. p. 205 s.v. noekkele = zuigen en een noekkel is een zuigfles. Zie ook De Vries s.v. "nokken 1. schokken, stoten, schudden"De beweging van het zuigen?  noekkel (Heerlen), papfles: dë papfles (Tongeren), papfleis (Hoepertingen), papfles (Alken, ... ), papflĕĕs (Hoeselt), papflêê.s (Gors-Opleeuw), pulle (du.): poel (Swalmen), cf. VD D.-N. s.v. "Pulle  poela (Sittard), stop: ??; cynisch bedoeld?; een "stop"erop zetten om het te laten stoppen met huilen??  stop (Hoensbroek), tottel: tottele (Maastricht), tut: de tut (Heythuysen), tutfles: en tutfles (Oirlo), tutfles (Venray), tutflés (Gennep, ... ), cf. WNT s.v. "tutten (I)"1. (traag) drinken; samenst. "tutfles"(Elemans)  tutfles (Gennep), tutje: toetje (Stein), tutter: tutter (Haler, ... ), tuttər (Venlo), tutterfles: teuter flesch (Montfort), teuterfles (Kerkhoven), tuterfles (Tessenderlo), tutterfles (Bocholt, ... ), tutterflès (As), tutterflé.s (Zonhoven), tutterflés (Zolder), tuttərfles (Maastricht), tuttərflès (Lommel, ... ), tuuterfles (Achel), cf. VD s.v. "tutter"(gew. fopspeen cf. WNT s.v. "tutteren (I)"; samenst. tutterfles (CV.)  tutterfles (Leopoldsburg), Note v.d. invuller: teuter: een voorwerp van stof op pap of iets dergelijks waar een baby mee gaat slapen.  teuterflés (Meijel), zuigfles: zoegflesj (Susteren), zoegflésj (Sweikhuizen), zuigfles (Echt/Gebroek), zuugfles (Blerick, ... ), zuugflés (Meijel), zūūgfles (Gennep), zūūgflés (Roermond, ... ) zuigfles || zuigfles (kindert.) || zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2