20287 |
nokkel |
speen:
noekel (Q120p Heerlerbaan/Kaumer),
nŏĕGGəl (Q113p Heerlen),
nŏĕkel (Q113p Heerlen),
speen van de koe:
nukǝl (Q253p Montzen),
tepel:
noekel (Q208p Vijlen),
tepel, tet:
nukǝl (Q208p Vijlen),
zuigfles:
cf. VD D-.N. s.v. "Nuckel"0.1 fopspeen; 0.2. tepel; cf. Verdam s.v. "nocken"2. zwalpen. op en neer gaan, van eene vloeistof in de keel; vgl. Kerkrade Wb. p. 205 s.v. noekkele = zuigen en een noekkel is een zuigfles. Zie ook De Vries s.v. "nokken 1. schokken, stoten, schudden"De beweging van het zuigen?
noekkel (Q113p Heerlen)
I-11, I-12, III-1-1, III-2-2
|
|