21523 |
zuinig zijn |
<omschr.> daar gaat niks verloren als de rook uit de schouw:
da get niks verloren es de roek out de schouw (L353p Eksel),
<omschr.> niet schijten voor twaalf uur:
neet sjietə veur 12 oor (Q095p Maastricht),
afpitsen:
ze aofpitsə (P188p Hoepertingen),
de pieringen in engeland horen/huren:
ər hy(3)̄rt də pīriŋə in ēŋəlānt (Q088p Lanaken),
een halve cent in tween bijten:
er zou ⁄n hauve cent in twiën biete (L417p As),
knijpen (ww.):
kniepe (L210p Venray),
nijpen (ww.):
nĭĕppə (L265p Meijel),
op de cent zitten:
op de cent zitte (Q034p Merkelbeek),
op een knabje kijken:
er kiekt op e knepke (L417p As),
pinnetje doen:
pinneken dun (L353p Eksel),
pitsen:
da⁄s inne dé se pits (P176p Sint-Truiden),
hije pitsə (P186p Gelinden),
hiè pitst zə (Q001p Zonhoven)
|
Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)] || van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)]
III-3-1
|