id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
21803 | heibel | grote ruzie?: Van Dale: heibel, 1. drukte, lawaai, getier: heibel maken; -heibel hebben, een grote mond opzetten; ruziën; - 2. heibeltje, ruzie, gekijf; standje. heibel (Nieuwstadt), lawaai, herrie: heibel (Horst), ruzie: Van Dale: heibel, 1. drukte, lawaai, getier: heibel maken; -heibel hebben, een grote mond opzetten; ruziën; - 2. heibeltje, ruzie, gekijf; standje. heibel (Geleen), hijbəl (Reuver) III-3-1, III-4-4 |