id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
20302 | ripsel | boertje: repsel (Groot-Gelmen), cf. WNT s.v. "rupselen"(2. oprispen) en zie ook WNT s.v. "rupsen, rupsemen, rupsenen"; vgl. WNT s.v. "ruspen, ruspemen"en s.v. "ruspelen"; allen met dez. bet. en gevormd uit WNT (XIII), kol. 585, s.v. "rispen (I)"respen, ruspen, rispemen ..... etc. reupsel (Mechelen-Bovelingen), réépsel (Beek (bij Bree)), röpsjele röpsjel (Stokkem) III-2-2 |