22025 |
roosduifje |
tortelduif:
roasdaufke (L355p Peer),
roehsdeifke (Q003p Genk),
rouəzdøͅfkən (K278p Lommel),
rōsdufke (L316p Kaulille),
ruəzdēͅfkə (Q002p Hasselt),
rūzjdoͅu̯fke (Q001p Zonhoven),
rôêsduifke (K361p Zolder),
rôêsduufke (L320a Ell, ...
L292p Heythuysen,
L324a Leveroy,
L288p Nederweert,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L318p Stramproy,
L289p Weert),
Men geloofde dat de roosduifjes de roos II2 [bep. ziekte] deden verdwijnen, daar ze deze ziekte overnamen.
rūzdawfkə (Q001p Zonhoven),
roos is tandpijn; men ving een paartje tortels en hing deze in de akmer waar de zieke met tandpijn in bed lag."Comm. Weijnen: ook tegen hoofdroos.
rôêsduufke (L265p Meijel),
Ss. sub roos2. Men geloofde dat deze duifjes de mensen van roos bevrijdden door deze ziekte zelf over te nemen.
rōēzjdöfke (Q001p Zonhoven),
Zo genaamd omdat men vroeger deze duifjes beschouwde als behoedmiddel tegen de roos (huidziekten zoals vnl. erysipelas).
rouəzdøͅfkən (K278p Lommel)
III-3-2, III-4-1
|
|