e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
schabbernak [schabbernak]: b.v. ie.ëment bè zenne ~ pákke.  schabbernák (Zonhoven), harde, lastige grond:   šabǝrnak (Mechelen, ... ), onvruchtbare grond:   šabǝrnak (Banholt, ... ), pronken:   schabbərnak (Loksbergen), schabbernak:   schabbernak (Eksel, ... ), sjabbernak (Tungelroy), sjàbbərnàk (Nieuwenhagen), schabbernak [znd 42]:   schabbernak (Hamont, ... ), schabərnak (Sint-Truiden), sjabbernak (Bree, ... ), sjabərnak (Bree), (A.B.) Betekenis: lijf, nek.  schabərnak (Neerpelt), Aardig gekleed persoon.  schabbernak (Hamont), Achterwerk, b.v. hij krijgt op zijn -.  schabbernak (Reppel), Als iemand veel uithuizig is, zegt men: hèj is alwéér op schabbernak.  op schabbernak (Gruitrode), B.v. "iem. met zne - pakken, krijgen  šabərnak (Diepenbeek), B.v. hij zal wat op zijne schabbernak (= lijf) geven.  sxabərnak (Neerpelt), B.v. iech pak oech sevves be oëre schabbernak = bij zijn kraag pakken om buiten te werpen of af te rammelen.  schabbernak (Hasselt), B.v. iemand bij zijn schabbernak nemen, Gebeente.  schabbernak (Achel), B.v. snap met ze ne schabbernak = neemt hem bij zijn kraag.  schabbərnak (Genk), Bet.: iemand bij zijn kraag vatten.  schabbernak (Hoepertingen), Bij zijn schabbernak pakken = bij zijn kraag nemen.  sgabərnak (Neerpelt), Bovenste van jas, kraag.  sjabbernak (Gerdingen), Deugniet.  schabbernak (Kaulille), Dit betekent zoveel als "bie ziene kraag pakke".  sjabbernak (Bocholt), Een oud versleden [sic] persoon of een oud versleden [id.] zaak, b.v. een kast.  sxabərnak (Sint-Lambrechts-Herk), i.e. kraug.  ?[schabbernak} (Bree), Iemand bij de nek pakken, iemand bij z`n schabbernak pakken.  schabbernak (Gelinden), Iemand bij zijne schabbernak pakken  schabbernak (Neerpelt), Iemand bij zijnen nek pakken.  schabbernak (Helchteren), Iemand met de nek krijgen.  schabbernak (Hasselt), Iemand met zijn chabbernak pakken, met zijne kraag pakken  chabbernak (Diepenbeek), Iemand met zijn kraag nemen.  schabbernak (Houthalen), Iemand met zijn kraag pakken.  schabərnak (Hamont), Iemand met zijn nek vastpakken.  schabbernak (Zichen-Zussen-Bolder), Iemand met zijnen kraag nemen (zelfde uitspraak als in het Nederlands).  schabbernak (Sint-Truiden), Iemand ruw bij zijn kleeren vatten.  ṣabərnakə (Lanklaar), Ik zal u eens over uwen schabbernak slaan. Betekenis: iemand goed aframmelen.  schabbernak (Kaulille), Ik zal u met uwe kraag / schabbernak nemen = afranselen, buiten zetten.  sxabərnak (Alken), In de uitdrukking: ich zal oech seffes ins bij oere schabbernak krijge, i.e. bij uw kraag.  schabbernak (Ulbeek), Kraag  schabbernak (Koersel), Kraag (spottend), b.v. eme met zene sjabbernak pakken.  sjabbernak (Genk), Kraag, nak: Iemand met zijne nek nemen.  chabbernak (Mechelen-aan-de-Maas), Kraag.  schabbernak (Hasselt, ... ), schabbərnak (Dilsen), sxabərnak (Alken), šabərnak (Mopertingen), Men zegt het voor iemand die altijd zonder doel rondloopt.  schabbernak (Neeroeteren), Met zijn kraag grijpen.  imand be zijne schabbernak pakken (Zepperen), Neem heb bij zijn kraag.  pak əm maet zīēnə sjabərnak (Opglabbeek), Neem hem bij den kraag.  pakt əm mɛ zənə sxabərnak (Overpelt), Nek, kraag; ik zal u eens bij uw schabbernak pakken.  schabərnak (Zolder), Nek.  sjabbernak (Lanklaar), Op zwier gaan.  op sjabbernak gaun (Peer), Schouders, rug (bovendeel).  ṣabərnak (Stokkem), Veel rondlopen, reizen.  op schabbernak gaan (Opoeteren), Vlegel, deugniet.  schabbernak (Neeroeteren), Vroeger "èn aa-e schabbernak"werd gezegd van een kleine, oude, vernepen man of vrouw.  schabbernak (Wellen), WBD: Landen. Paardedeken als zadel gebruikt.  sxabərnak (Landen (WBD)), WBD: Landen. Persoon zonder veel waarde, deugniet.  schabernak (Landen (WBD)), WBD: Neerhespen. Iemand bij zijn schabbernak nemen in de betekenis van iemand bij den kraag nemen.  schabbernak (Neerhespen (WBD)), WBD: Walsbets. Welk een aardigen vent is dit.  skabernak (Walsbets (WBD)), Wordt hier gebruikt in de volgende betekenis: iemand bij den kraag vatten.  schabbernak (Sint-Truiden), steenachtige grond:   schabbernak (Mechelen), šabǝrnak (Sint-Pieters-Voeren) I-8, III-1-3