id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
20437 | schoven | afleggen van een dode: sjouve (Echt/Gebroek), znd 32, 20; cf. WNT s.v. "schoof (I)"3. "op het (schoof) liggen"= boven de aarde staan, van een gestorvene chauven (Maaseik), dorsbed, laag schoven op de dorsvloer: sxyǝf (Jeuk), sxø̄f (Wellen), sxø̄i̯ (Ulbeek), sxōvǝn (Tessenderlo), šau̯v (Kanne, ... ), stro: šø̜jf (Stramproy), (enk) šōf (Jesseren) I-4, II-6, III-2-2 |