e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
slagen buiten vensterluiken:   šlɛ̄x˱ būtǝ (Sint-Martens-Voeren) II-9
slagen geven geluid maken, gezegd van de kammen:   slēǝx ˲gēǝvǝ (Heks) II-3
slagend weer mijngas:   šlājǝnt wē̜r (Kelmis) II-4
slagenkar stortkar:   slɛ̄xkar (Nunhem), šlɛ̄xkɛr (Roggel) I-13
slagenletter slagstempel:   slē̜xlętǝr (Oostrum) II-11
slagennommer slagstempel:   slē̜xnumǝr (Oostrum) II-11
slagenwetter mijngas:   šlę̄xwętǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]) II-5
slager handvat van de zicht:   slǭgǝr (Bocholt), hei:   slę̄.gǝr (Ittervoort), horizontale sluitbalk van een poort:   slē̜ ̞gǝr (Meijel), klepel:   de slager van de klok (Borlo), klopkwast:   šlęǝjǝr (Kerkrade), koppelstang:   slē̜gǝr (Geulle), šlē̜gǝr (Klimmen), seinbel:   šlēǝgǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Laura, Julia]), slaghout bij het beugelen:   sjlaeger (Heythuysen, ... ), slaeg`r (Bocholt, ... ), slaeger (Stokkem, ... ), sleger (Nederweert), slēgir (Bree), slēgər (Meeswijk), slieëger (Weert), slèger (Meerlo, ... ), slééger (Meijel), sléégers (Meijel), slɛ.gər (Meeuwen), (fig.): [Met afbeelding].  sleeger (Tungelroy), [Vgl. pag. 115 sub beugele: Baansport. t Spel wordt gespeeld op een lemen vloer, rondom afgezet met planken zijschotten. In de vloer bevindt zich een halve ijzeren ring. Hier moet een houten bal van ± 20 cm doorsnee en meer als een kilo wegend, doorheen gespeeld worden. Dit gebeurt met de slaeger, een slagplank van ± 60 cm lengte.]  slaeger (Venray), Hae sloog mit de slaeger taenge de rènk, det gòlj neet.  slaeger (Echt/Gebroek), Iedere beugelaar speelt steeds met zijn eigen sjlaeger.  sjlaeger (Tegelen), Mit de puntj van de sjlaeger höfde hae de ból door de pórt.  sjlaeger (Roermond), Ook: zwengel.  sleger (Geistingen), Sub slag.  sleèger (Uikhoven), Sub slieëger.  sleêger (Nederweert, ... ), Vgl. Mnl. slegge of slei (houten emmer).  slèger (Bree), Zie foto no. 1 [tussen pag. 116-117].  sjláeger (Herten (bij Roermond)), slagmulder:   slī.gǝr (Tongerlo), speelman, klapspaan:   šlę̄gǝr (Klimmen), trekhei:   šlē̜gǝr (Jabeek), vlegelknuppel, slaghout:   slɛ̄gǝr (Blerick, ... ) I-4, I-6, II-3, II-5, II-7, II-9, III-3-2, III-3-3
slageren beugelen:   sléégere (Meijel, ... ) III-3-2
slagers handvatten:   slǭgǝrs (Bocholt), vleugels in de wanmolen:   slē̜gǝrs (Achel), wielsteunen:   sliǝgǝrs (Weert), slēgǝrs (Neeritter), slɛ̄gǝrs (Paal), šlāgǝrs (Epen), šlę̄gǝrs (Maasniel, ... ) I-3, I-4, II-3