id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
24158 | graszak | grasmus: graaszak (Velden, ... ), knorrepot: grāāszak (Beesel), cf. WNT V, kol 757 s.v. "grijzer": "iemand die grijst, grimt, zuur kijkt; bij uitbreiding: gemelijk oud man, grompot, knorrepot"; zie ook s.v. "grijzen (II)". graaszak (Tegelen), vink: grasvink graaszak (Venlo) III-1-4, III-4-1 |