e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(iets) zich niet aantrekken niet aantrekken: da mot dje oech ni aantrekken (Gingelom) Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)] III-1-4
(met) het hoofd stoten boksen: [sic]  boͅksə (Gingelom), botsen: boͅtsə (Gingelom, ... ), eͅrgəs teəgə boͅtsə (Gingelom) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(met) stevige benen ferme poten: faeͅrm potə (Gingelom), goed gestapeld: gut xəstāəpəlt (Gingelom) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] III-1-1
(zich) bukken (zich) bukken: bu(ə)kə (Gingelom), bukkə (Gingelom) bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)] III-1-2
<naam> <naam>: naomdag (Gingelom, ... ), verjaardag: zene verjaordag fiesten (Gingelom), verjaardag feesten: zene verjaordag fiesten (Gingelom) Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)] || Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] III-3-2
[foulard] foulard (fr.): fula.r (Gingelom) foulard: halsdoek III-1-3
[kepie] kepie: kəpi.j (Gingelom) kepie: kepie III-1-3
aaks aaks: aks (Gingelom) Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.] II-12
aalmoes aalmoes: ⁄n aalmoes (Gingelom) aalmoes [ZND 32 (1939)] III-3-1
aam, maat van 150 l. vat: vaat (Gingelom, ... ) aam [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)] III-4-4